II.
A fdeel.
XIII.
H oofds
t u k .
ï.
Dillenia
Indica.
Oostin-
Uifche.
ten eetbaar zyn en fmaaken als Amandelen. De
Groeiplaats is aan Rio de Berbice en te Es*
fequebo.
Onder de Vyf- en Zeswyvigen van deeze
Klasfe geene Boomgewasfen voorkomende, gaan
wy tot de F'eelwyvigen , dat is die zo wel
veele Stylen als veele Meeldraadjes hebben ,
over. Het eerfte daar onder voorkomende
Geflagt is.
D i l l e n i a . Roos-Appel Boom»
Dus genaamd naar den geleerden D i l l e -
n i u s 5 door wien, uit Buitfchland afkomftig,
de Planten van den vermaarden Kruidhof van
den Heer Sh e r a r d , te Eltham in Engeland,
zo pragtig aan ’t licht gebragt zynbui ten en
behalve zyne andere Kruidkundige Werken ;
gelyk den Lyst der Kruiden , die omftreeks
Giesfen groeijen, enz.
Behalve de Veelman- en VeelWyvigheid ,
voorgemeld , maakt eene vyfbladige Kelk en
Bloem , benevens veelzaadige Huisjes, die fa-
mengegroeid en met Pap gevuld z y n , de Kenmerken
uit.
Maar ééne Soort» wederom, kwam in hetzelve
voor ( i ) , welke den bynaam van Indica
h e e ft, als in de Oostindiën huisvestende. Z y
voert
voert by R um p h i u s den naam van Son"Av^
eium , in ’t Neerduitfch Roos - Appel Boom , xln. *
om dat de Vrugt, die Appelachtig is , nietHooFD-
kwaalyk naar een geflooten PeoDie - Roos ge* RJ .
lykt. Op fommigen van de Oostindifche Ei~pdbo«m,
landen komt hy voor , hebbende eenen Stam
van omtrent twee Voeten dik. Aan de Kust
van Malabar, daar de Indiaanen hem Syaliia
noemen, bereikt hy wel de hoogte van veertig
of vyftig Voeten. De Bladen zyn langwerpig
, een Span lang en een Hand breed,
donker groen , van boven glanzig , fterk geribd
, en aan de kanten fcherp, doch g ro f, getand.
De Oostindifche heeft de Bladen veel
grooter, aan jonge Boomen by de twee Voeten
lang, en wel een Span breed. Ieder Blad
komt uit een foort van Beursje voort, dat.zïg
in tweeën opent. De Bloem is een ronde
Knop, uit zes Lederachtige Bladen beftaande,
welké een menigte Meeldraadjes influiten, die
het / Vrugtbeginzel , dat uit veele Stylen be-
ftaat, omringen. Als deeze Bloem, die veel
naar een witte Roos gelykt , en niet minder
aangenaam van Reuk is, eenige Dagen gebloeid
heeft, dan fluiten de Bladen zig, in plaats van
af te vallen, en blyven geflooten , binnen de
Bla-
Jiort. Clif. 221. Songiutn. Rumph. Amb. II. p. H- T. 4J*
Syalita. Hort. Mal. III. p. 39. T. jr , 39. RAJ. Hifi. i 7° 7*
Malus Rofea Malabarica, Syaliia diófca. PLUK. Mant. 124.
Burm. Fl. Ind. 124.