II. zonderheid tegen den avond. De Bloefem houdt
^FxmL* Wc^ twee drie Weeken ftand , en het i s ,
HrtoFD» geduurende dien tyd , zeer vermaakelyk door
»tuk. (je Wildernisfen te reizen. De Besfen, die als
aan Draadjes van de Vrugten afhangen , ryp
zynde , ftaan ook fierlyk , door haare fchoon
roode Kleur, en zyh lekker, wordende tegen de
Hoest en Borstkwaalen gepreezen. Men laatze
in Rum of Brandewyn aftrekken , waar van
men dan ’s morgens een Slok neemt. Het Af-
kookzel van den Bast zou tegen den Buikloop
dienen, zo wel als dat der Takken tegen Ver-
kouwdheid en Jicht, als een Sweetdrank. Van
het Hout wordt tot Schaaven gebruik gemaakt.
C a t e s b y zegt, dat deeze Boom gemeen-
lyk zestien Voeten hoog wordt , groeijende
oirfprongelyk in Karolina en Virginie, op vog-
tige plaatfen , doch, in drooge Gronden o f in
Tuinen verplant, fraaijer wordende; des men
hem ’er veel tot Beraad en om den lieflyken
Reuk nahoudt. Hy wordt ook de Kleine Tul-
penboom genoemd.
m. (3) Magnolia mei langwerpig ovaale gefpitjle
Magnolia $Men,
ncummata.
SpitsbladiÊC
' Deef
j ) Magnolia Foliis ovato - oblongis acuminatis. Syst. Nat;
XIX. Magn. Fol. ovato - lanceolatis acuminatis, annuis, Flori-
hus obtufis. Mill . mei. Magn. Flore albo, Folio majore
acuminato , hand albicante. C atesb. Car. III. T. p. iy,
Gron. Virg. 61. Kalm. h , II. p. 324,
Deeze, die de Bladen jaarlyks vallen laat
en dezelven van onderen groen heeft, is een XIII.
byzondere Soort, welke, volgens C l a y t o n ,H o<wd*
alle anderen in dikte 'en grootte overtreft. Moog-*
lyk zal die van den Heer K a l m , in de Bos-
fchen van Penfylvanie en Noordelyker, waargenomen
, zo even gemeld , deeze veeleer zyn.
De Heer M i l l e r z e g t, dat dezelve de Bloemen
Romp heeft.
(4 ) Magnolia met Lancetswyze Bladen , de
buitenfle Bloembladen afhangende. tnpetala.
De Heer C a t e s b y , van deeze een Af-&'
beelding geevende , noemde ze Magnolia met
een zeer wyde witte Bloem en eene hoogroo-
de Vrugt. Dat de Bloem , echter, zo groot
Diet als die van de eerfte Soort z y , blykt uit
de Afbeelding, welke de Heer T e e w zo van
de gedaante van ’t Gewas, als van de deelen
der Bloem- en Vrugtmaaking , ten naauwkeu-
rigfte aan ’t licht gegeven heeft. De Bloembladen
zyn ook veel finaller , en de drie bui-
tentte derzelven , die bovendien in Kleur van
de
{4) Magnolia Foliis lanceolatis , Petalis extetioiibus depen-
dentibus. Syst. Nat. XII. Magn. Foliis lanceolatis amplisfï-
xnis annuis. Mil l -£>iß. Magn. ampüsfimo Floie albo , Fruc-
tu coccineo. Catesb. Car. II, T. p. 80. Magn. Foliis
ovali - oblongis , ad bafin 8c apicem anguftis , utrinque vireu-.
tibus. TREW. Ehret. T. 62, 65.
E 5