%g6 E e I ÏHÖIZIGE BoOi fEN. ' .
H. „ men rondachtigc Bladen, van boven groens
„ van onderen wi t , en in de volwasfen Boo-
Hoofd- men geheel ongedoornd. Zy vallen nooit af
r'Tu:\' 5J en hier van heeft de Boom zyn naam. Aan
,, dc enden d$r Takjes draagt hy langwerpige
,, Katten , die zig uitbreiden in geele Mosach-
, , tige Bloempjes, beftooven met een zeer fyn
„ Meel. Op eenige andere afgezonderde Steel-
v tjes komen de Eikels voort, naar die der Ei-
„ ken gelykende, nu grooter en langer , dan
„ kleiner en korter, die fomtyds voor de
,, rypheid zwart worden en zekere Gom uitgee-
,, ven , welke heet doch niet onaangenaam is
,, van Smaak. De rypen bevatten, in een zwartje
achtige Bast , een -vaste, zoete, witte P it ,
„ die van fommigen zo lekker geoordeeld wordt
, , te zyn als onze Karftengen en Hazelnooten*.
„ Hierom worden zy ook, in fommige Steden
,, van Spanje, in de Maanden Oktober en No-
v verpber, op de Markt’ te koop geveild. Dus
, , heeft P l i n i u s niet zonder reden gezegd
„ dat men in Spanje de Eikels op Tafel z e t ,
„ onder de Nageregten” (*).
De andere Soort , Smilax Dalechampii genaamd
, is door de ongekartelde Bladen alleen
yan
(*) In *t Vatikaan , te Rome , ftondt, volgens dien Au-
theur, een Ilex , die ouder was dan de Stad, en hy fpieckt
van een anderen , wiens Stam vyfendertig Voeten, omtreks
hadt, geevende tien Takken uit, ieder als een geheeleBoom .
zo dat hy zig als een Bofch vertoonde. Libi. 16. Cap. +4.
van de voorgaande verfchillende, en L i k * H.
j i j j u s merkt het als eene veranderlykheid in
deeze Boomen aan , dat fommigen getande, Hoofd-
anderen ongetande Bladen hebben , blykendeSTÜÏ*
zulks daaruit, dat het dikwils op een en den
zelfden Stam plaats heeft, wordende deeze
Soort, buiten de Schors, moeielyk van den
Korkboom onderfcheiden. Thans is daar toe
ook , als eene V erfcheidenheid , de volgende
Soort betrokken (* ) .
(4J Eikeboom , met langwerpig ovaale, gul• iv.
pig gedoomde , ongefieelde, van onderen Saman-
~ Wollige Bladen, de Eikelen gefteeld. *"*♦
Deeze is , onder den naam van Groen - Eik
met rondere en gedoomde Bladen, uit het Bofch
van Gramont, door M a g n o l i u s , in zyne
befchryving der Planten, die omftreeks Mont-
pellier groeijen , voorgefteld. Anderen hebben
’e r , onder de gedagte bepaalingen , insgelyks
gewag van gemaakt. Het zal eene verbafte-
ring o f verandering zyn yan de voorgaande
Soort.
& Ei-
P. Quercus Gramuntia. Sp. Plant. 1413. Gerard
Prov. 5 31. Zie Syst. Nat. Veg. XIII. p. 716.
(4) Quercus Foliis o jlongo - ovatis &c. Sauv. Monsp. 96.
Gouan. Monsp. 491. Ilex Foliis romndioribus Sc Ipinoiis e
Puco Gramuntio. Magn. Monsp. 140.
T 5
II. Drax. III» Stok*