I R p
\m
W&m
m&'j.
H f H l ll,i
Ë&RP3
II. ilagt fchync te behooren , moet zekerlyk een
A fdeel. andere S o o lt 2yn , dewyl hy de Vrugten niet
H oofd- Eyvormig maar rond als een Kogel heeft. Hy
stuk. js mede e en van de hoogde Woud - Boomen ,
Ganiter~cï\ heeft dergelyke Homp getande langwerpig Boom
ovaale en Laneetswyze Bladen , flaande ook
meest aan 't end der Takken. De Vrugten
hangen aan lange Risten als Aalbesfen. De
grootften zyn als een Snaphaans - Kogel , de
kleinften als Erwten. Het Gevogelte is ’er ongemeen
gretig naar, en dus fehiet ’er voor de
Inlanders weinig van over: maar het gene dierbaarst
is blyft doeh voor hun bewaard , te
weeten de Steen, die zig als een fraay gewerkte
ronde Knoop vertoont , hebbende in-’t midden
een Gaatje, dat byna doorgaat , en v y f Naa-
den, waar tusfchen hy aartig , als half verheven
, gegraveerd is. Derhalve wordt, door geheel
Indie , veel werks van deeze Steenen gemaakt
, welken het armfte Volk zo menigvuldig
in de Bosfchen kan opraapen , dat men een
geheel Last o f drieduizend Ponden , daar van ,
op Java, Baley en Madura, voor zestig Reaa-
len hebben kan. Dit is echter maar gemengd
Goed , ver de meeflen door ’t leggen op dep
Grond bedorven: men zoekt ’er die regt bruin,
glad en klein , doch van egaale grootte zyn ,
ui t , tot het maaken van Paternosters voor de
Priefters en Braminen. Van de genen, die dus
uitgezogt zyn , wordt de Hand vol wel betaald
met tien Reaalen, ën dan rygenze tusfchen twee
Gflm
ixi. ■mIBtsBMSBm
Ganiters dikwils een Gouden Kraal. Men heeft-
z e , om die reden, zelfs begonnen na te maa- xlu. *
ken van hard Hout. De Javaanen weeten deeze Hoofd-
Boomen , door het affchillen van een gedeelte
van de Schors , kleine Ganiters te doen draa- Boom.
gen. Een Snoertje van dezelven wordt door
hun de Kinderen dikwils, tegen Betovering 9
om de Armen o f Beenen gedaan.
„ R u mp h i ü s maakt gewag van veifcheide
„ Soortenf (zegt L ihnj eus ). Ik heb in de
„ Ceylonfche 20 , in de Javaanfche 8 , in de
„ Burmannifche 16 en 20 Meeldraadjes , en
„ onlangs een andere Soort o f Verfcheidenheid
„ gezien , daar de Kelk in vyven verdeeld was
,, met drie Bloemblaadjes ,agt korte Meeldraad-
3, jes, Rolswyze gaapende Knopjes, het Vrugt-
, , beginzel boven, de Styl draadachtig met een
„ enkelden Stempel” (*).
L e c y t h i s . Potboom.
In dit Gellagt zyn de Bloem en Kelk, beiden
, zesbladigdaar is een Tongachtig Honig-
bakje, ’t welk de Meeldraadjes draagt : het
Zaadhuisje als een Pot met een Dekzel, bevattende
veele Zaaden.
Twee Soorten komen ’er thans in voor, beiden
in Amerika huisvestende.
I (O Pos-
( * ) Maniisfa altera.
c 4 II. Deel. III. Stuk.