II. dergelyke Besfen draagt, zynde de Bladen van
- - - eene lamentrekkende hoedanigheid. In dit al-
H oofd- les vind ik van geen Tweehuizigheid gewag
stuk. gemaakt , zo min als in de befchryvingen van
boom*J ' c1‘en Heer B u r m a n n u s , die ook drie Meeldraadjes
toefchryft aan deezen Boom.
P o p u l u s. Popelier.
De Agtmannigen onder deTweehuizigePlant-
gewasfen leveren maar één Geflagt van Bobmen
u i t ; naameiyk dit , waar van de overige Kenmerken
daarin beftaan, dat zy Katten draagen,
famengeftèld uit Bloempjes , wier. Kelk een ge-
fcheurd Plaatje is, met eene Tolachtige, fchee-
v e , onverdéèlde Bloemkrans, die in de Wyfjcs
eenen in vieren gedeelden Stempel heeft, en het
Vrugtbéginzel wordt een tweehokkig Zaadhuisje,
met veele gepluisde Zaadjes bezwangerd.
In dit Geflagt komen v y f Soorten voor, waar
van drié in Europa huisvesten, de anderen in
Noord - Amerika.
i. (O PopHier met rondachtige, Tandswys’ ge-
ibapulus hoekte, van onderen Wollige Bladen.
Abeel- .
boom. Dee- (i)
( i ) Populus Folüs fubtotundis dentato - angulatis fubtux
tomentofis. Syst. Nat. Xll. Gen. 1123. p. 656. Peg. XIII. p
74J. Hort. Clif. 460. Ft. Saec. 820 , 910. Roten Lugdbat.
82. HALL. Helv. JS6. Gmkl. Sib. r. p. 151.. Dalib. Paris.
302. Populus alba majotibus foliis. C. B. Pin. 429. Populus
alba Dod. Pempt. 833.
Deeze voert gemeenlyk den naam van Witte II*
Popelier of Abeelboom. Hy groeit door geheel gg.
Europa, gaarn op vogtige, doch kan zig ookHooFD-
behelpen met drcoge Zandgronden. In Duitfch-ST^Kv
land noemt men hem Alberbaum of Weisf Po- J
pelweyden: in Sweeden Poppeltraod , in Engeland
Poplar of Abele - tree, in Bohemen Topel, in
Italië Popolo blanco , inVrankryk Feuplier blatic,
dat is j Witte. Popelier. Zo algemeen is deeze
niet, als de zwarte, en in Sweeden fchynt hy
van buiten ingebragt te zyn: doch men vindt
hem overvloedig in fommige deelen van Siberië
, alwaar hy klein van Bladen en laag
van Gewas voorkomt, gelyk in onze Duinen.
De Abëelen zyn in ’t groeijen zeer gewilligd
en worden daarom, dik wils geplant tot befchut*
tinge van Hoven, Boomgaarden en andere Plan-
tagiën , voor dén Wind. Sommigen merken
evenwel aan, dat zy ligt omwaaijen, doch ’t is
zeker, dat. zy ook Wel den fterkften Wind ver-
duuren kunnen , mids zy in de jongheid eenige
befchutting hebben ; wordende , door den tyd ,
zeer hoogé Boomen. In f t eerst is de Schors
wit en effen, doch in de ouderdom vol fcheu-
Ffen en bruin, gelyk gewoönlyk. In de jonge
Boomen is het Blad ronder.,, en minder. getand,
dan in oude Boomen, die ’t zelve zeer hoekig
bebben, en naat Wyngaardbladen eemgermaaté
gelykende. De Wortelen fpreiden meest zyde-
waards , en gaan niet diep in den Grond; De
K k Bla*
II. Deei* HL Stuk»