m E e n h t j i z i g e B o o m e n .
II. Dit is de Tamme Pynboom , die in Italië »
A « ™ , Spanje en de Zuidelyke deelen van Vrankryk
H oofd- groeit. By Ravenna vindt men een groot Bofch.
»tuk. van cieeze Pynboomen, langs den Zee-Oever»
Tamme en dergelyken komen elders in Italië voor. De
oude Romeinen zullen dezelven met hunne Fi-
neta bedoeld hebben, van welken O v i d i u s
fpreekt ( * ) , en uit V i r g i l i ü s blykt, dat
menze ook in de Lusthoven nahieldt, hoewel
de Natuurlyke Groeiplaats fcheen te zyn- op.
de Bergen ( f ) . Men wil dat alle Kroonen »,
waar mede eertyds te Korinthen de Overwinnaars
gekroond werden , die in de Isthmifche
Spelen den Prys behaald hadden , van Pynboomen
Loof gemaakt waren ( | ) . De Grieken
hebben den Tempel van Neptunus met dezelven
beplant en befchaduwd ; ter eere van die
Godheid , waar aan zy deeze Boomen, ('t is
ligt te begrypen om wat reden,) geheiligd hadden.
Ook werden alle Beelden , die aan den
Afgod Pan zouden geofferd worden, daar mede
bekranst en opgefierd-
Dé tamme Pynboom , oudtyds fativa , urbat-
na en manfueta genaamd, wordt ten minde zo
groot als de Wilde. Hy heeft de Schors ook
ruuw
Lugdbtit. *9. GOUAN. Monsp-. 494. Pinus fativa. C. B. Pin..
491. Pinus. Cam. Epit, 93.
. (*) Murtnuta Pinctis fiunt. OviD.
f f ) Fraxinus in Sylvis pulchstrima , Pinus in fïortis.. VlRG..
Piniferum AtUntis Caput. Idem.
(J.) Hinc Pint* Ctrtna, FlJN,
■ ■ ■
M o h o i k i a . 377
ruuw en roodachtig , het Hout ziet geel en is II.
welriekende. De Bladen, die op de zelfde ma- AF^ h’
nier voortkomen, zyn veel langer en dunner H oofd-
dan in de Wilde , en maaken Biesachtige Naal-STÜK-
den van twee o f drie Palmen lang, aan ’t endp^J” “ *
fpits , ftyf en fteekende. Zo dun als Paarde-
haair, gelyk D o d o n ^ üs dezelvenbefchryft,
evenwel, zynze niet. Deeze kroonen de enden
van de Takjes o f Toppen der Boomen by
bosfen , zynde van een bevallige bleekgroene
Kleur : weshalve deeze Pynboomen dikwils tot
Haagen en Dreeven op de Buitenplaatfen en in
de Lusthoven, inzonderheid in Duitfchland, gebruikt
worden, laatende dezelven zig zo wel en
in zo veelerley figuuren fcheeren, als de Taxis-
boomen.
De Vrugten zyn in deeze veel aanmerkelyker De Pyn.
en grooter dan in de Wilde Pynboomen. MenAppels>
noemtze in ’t Latyn Strobyli o f Coni, in *t
Hoogduitfch Zirbels , en hier van heet hy Z ir •
belbaum. De Engelfchen en Franfchen noemen-
ze Pine - Apples, Pommes de P in , dat overeenkomt
met onze benaaming van Pyn- Appelen.
Zy hebben een Eyvormige Appelachtige figuur,
die in fommigen meer, in anderen minder Kegelvormig
is. Aan den Grondfleun zyn zy breed,
en loopen dunner 3 ja zelfs in fommigen vry
fpits uit. De tamme Pynboom heeft ze dik en
ten minfte een Vuist groot, hangende neder-
waards gelyk in de andere. Deeze Vrugten
beftaan uit Houtige, dikke Schubben, in ’tron-
A a 5 de