II.
Afdeel..
xiii.
Hoofd
stuk.
de Anona Plant, daar M e r i a n op de Derde
Plaat van haar Infekten-Werk de Afbeelding
van g e e ft , onder den naam van Kleine Zuurzakken.
Dezelve fchynt, inderdaad, wat de
Geftalte belangt, hier mede veel overeenkomst
te hebben. Zy groeijen , zegt z y , Boomswy-
ze en draagen volgens haare Afbeelding gefchubde
Vrugten , die van buiten geel zyn, van binnen
vol wit Merg, met zwarte Zaaden. Zy vallen
klein en flegt, en zyn derhalve van weinig
dienst.
X IV . H O O F D S T U K .
Befchryviag van de B o om e n , wier Bloemen
vier Meeldraadjes hebben , waar van twee
langer , twee korter zyn , deswegen Twee-
magtige genaamd9 D i d y n a m i a , hoedanig
maar weinige Boomen voorkomen.
De Klasfe der Tweemagtige Planten (Didy-
namia, ) in het Stelzel der Sexen, is
zeer uitgebreid , als bevattende byna alle de
genen, welken de Derde en Vierde Klasfe van
T o u r n e f o r t , met onregelmaatige' en gelipte
eenbladige Bloemen, uitmaaken ; want in
deeze heeft byna altemaal plaats, dat van de
vier Meeldraadjes, die zy hebben, twee naast
aan elkander langer, twee korter zyn. De figuur
guur van de Bloem fcheen zulks te vereisfchen* Afdeel.
Zeer weinigen , nu, komen onder deeze Plan- xiv.
ten Boomachtig voor, hoewel ’er genoeg Hee-Hoofd-
fters onder zyn. Het eerfte Geflagt van dienSTU •
aart voert den naam van
B i g n o n i a .
L i n n a ü s hadt deeze Klasfe in twee Rangen
onderfcheiden, waar van de eene, onder
den tytel van Gymnospermia, de Zaaden naakt;
de andere, onder dien van Angiofpermia, de-
zelven als in een Vat o f Kuipje begreepen heeft.
Van deeze laatften , naar de verdeeling van de
Kelk, in twee , drie, vier , v-yf o f meer Slippen
, byzondere Onderdeelingen gemaakt hebbende
, komt de Bignonia onder de genen voor,
die de Kelk in vyven gedeeld hebben, zynde
haare Kelk Bekerachtig: de Bloem, die ook in
vyven gefneeden en van onderen Buikig i s , heeft
een Klokswyze Keel: de Vrugt is een Peul met
twee holligheden, die Vliezig gewiekte Zaaden
bevat.
Van de zeventien Soorten van dit Geflagt ,
het welke zyn naam van den beroemden T o o i t -
h e f o r t j ter vereering van den Abt B i o-
n o n , bekomen heeft, zyn veelen klimmende
Rankgewasfen , doch fommigen ook Boomachtig,
welke laatften ik hier zal befchryven.
( i ) Big*
II, deel III. Stuk,