U.
ÜlFDEEL.
XIX.
Hoofdstuk.
Verfcheide gebruiken heeft bovendien deeze
Boom in de Handwerken. Het aftrekzel van
den Bolfter der Nooten, in Water , geeft -,
door beftryking, aan het Eikenhout een Noo-
' teboomkleur ; dus genaamd , om dat hetzelve
als dan in Kleur naar het Nooteboomen-Hout
gelykt (*). In hoe veel achtinge dît Hout zy
tot verOering van Kabinetten , Laatafels, Bureaux
Het Noo-
teboomen
Hout.
en ander Schrynwerk, daar het in dunne
Plaatjes opgelegd , en dan door wryving glad
gemaakt wordt, is wereldkundig. Dat der Wortelen
, in ’t' byzonder , ftrekt door de aartige
tekening en mengeling van Kleuren, die eene
oneindige verandering van figuuren maaken, tot
verwondering. Het is echter aan broeijing en
den Worm onderhevig, indien het niet op den
behoorlyken tyd en met de noodige zorgvul-,
digheden gekapt wordt. Vervolgens moeten de
Stammen niet op den Grond, maar in de Lugt
verheven , gedroogd zyn , en eer menze gebruikt,
een poos in ’t Water gelegen hebben,
waar toe dat van Moerasfen zelfs beter dan
dat van Rivieren is ; dewyl het de Kleuren fter-
ker maakt.
Uit de kostbaarheid van dit Hout, en de
gedagte Voortbrengzelen, ziet men ligt, dat de
Noo»
(*) Koning Karel de II. van Engeland, voor zyne vervolg
e r s vlugtende, maakte z jg d o o r 'c Aangezigr met het Sap
van deeze Eolflers te belhyken , onkenbaar ; doch behield
'er, al zyn Leven, een bruine Kleur va»,
M O » o I K I A. 327
Nooteboomen van de voordeeligften zyn onder« <
de Europifchen : mids de Groeyplaats naar den XIX. *
eifch zy. In onze Lugtftreek hebben z y , op H oofd-
ver naa , de aartigheid niet , die zy in Vrank-
ryk hebben: weshalven zy daar ook veel fterker walmt.
worden voortgeteeld. De Voortteeling gefchiedt
altoos door Nooten die men plant: want deeze
groeijen fpoedig op , en de Boom geeft geene
Uitloopers uit. Hy heeft een lommerryke Schaduw
, doch die oudtyds niet gezond geacht
werdt te zyn , ja zelfs voor het daar nevens
groeijende of gezaaide fchadelyk ( * ) . Anderen
fchryven van een byzondere vyandfehap tus-
fchen deezen Boom en de Eiken plaats hebbende.
Wat hier van z y , t’is aan den eenen kant
zeker, dat de fterke Reuk der Bladen, zig ver
uitlpreidende, in Italië en d e rg e ly k e heete Kli-
maaten fterker moet zyn dan in het onze, en,
terwyl aldaar dikwils alles door de droogte
kwynt, veel hinderlyker. Het is dan ligt te be-
grypen,dat de uitwerking van het menigvuldige
Voedzel, ’t welk deeze Boom van alle kanten
naar zig trekt uit de Aarde, te moeten misfèn ,
aldaar ook zigtbaarder zal zyn op de nabuurige
Gewasfen , dan alhier; waar men zelfs dit ten
op-
' Juglandium Umlra gravls et nöxia ttiam Capiti ba-
mano , omnibusqut juxta fatis. PL1N. Hifi- Nat. Lib. 17.
Cap. iz. Deeze Autheut woonde in Italië: waar uit blykt,
dat men dikwils ten onrechte zyn gezegde voor Fabuleus
houdt, om dat men ’t hier anders ondervindt.
X 4