Afdeel ^ voorSaande> Pater P e u i i /lóe geeft ’er
' Fx x.L' den nevensgaanden naam aan , zeggende dat
Hoofd* men het in Chili, alwaar het by een Rivier
op zevenendertig Graaden Zuider Breedte groei-
htm, de, Beu noemt. Het wordt een Boom van drie
„ o f vier Vademen hoogte, den Stam zo dik
, , als een Menfch hebbende , welke zig van
, , om laag af in Twygen verdeelt, die gelmal-
„ deeld zyn in Takken , en deeze komen al-
, , tyd uit de Oxels der Bladen voort. Aan de
„ Takken groei jen de Bladen altoos by paaren,
,, twee en twee, doch by drieëm aan de Twy-
,» gen o f dikkere Takken; welke laatften drie-
„ hoekswyze gefchikt zyn , omvattende den
„ Tak met hunnen Grondfteun. Zy gelyken
„ altemaal zeer naar die van de Ruscus o f Stee-
„ kende Palm, maar zyn veel grooter, als an-
„ derhalf Duim langte hebbende op een Duim
breedte! Overlangs zyn zy geaderd, en dee-
«w ze A(Jers geeven aan de zyden kleine Ader-
, , tjes uit. De Kleur der Bladen is wederzyds
,, bly-groen. Uit de Oxels van dezelven komt
,3 hier en daar een Takje en dikwijs, inzonder-
'$ heid aan de enden der Takken, een Bloem-
„ Aair voort, die tot v y f Duimen langte heeft,
3, en beladen is met Bloempjes, w^lJce eenigs-
3, zins naar die van de Myrtèbladïge Rhus van
„ Montpellier gelyken. De Chiliaanen bedïe-
3, nen zig van dit Boomgewas om zwart te
3, verwen.”
De Twaalf en Veelmannigenran deeze Klasfè
leveren geen Boomen uit, maar onder de En- H.
kelbroederigen komt voor, het Geflagt van ?xxE *
H oofd-
J o n i p E r ü s . Geneverboom. stu k .
De Kenmerken der Vrugtmaaking zyn in
hetzelve vry duifter. De Mannetjes hebben
Kegelvormige Katjes, beftaande uit een gemeen
Spilletje, waar aan drie Bloemen tegen elkander
over, drievoudig geplaatst z y n , en de tiende
maakt het einde van het Katje uit. Ieder
Bloem heeft tot haar Grondfteun een kort breed
Schubbetje , zittende op een Voetje dat aan het
Spilletje gehecht is. Geen Bloemblaadjes heb.
ben ’er plaats, maar in het uiterfle Bloempje
drie Elsvormige Meeldraadjes, van onderen tot
één Lighaam famengegroeid. De Meelknop-
j e s , in dit Bloempje ónderfcheidelyk, zyn in
de zydelingfen aan de Kelkfchubbetjes aangegroeid.
De Wyfjes hebben een Kelk in drieën
gedeeld en drie fpitfe blyvende Bloemblaadjes ,
famengegroeid met het Vrugtbeginzel, dat drie
Stylen en enkelde Stempels heeft. De Vrugt
is een rondachtige Vleezige Bezie, van onderen
drie Knobbeltjes, uit de Kelk gefprooten, hebbende
; van boven met drie Puntjes, dat de
Bloemblaadjes geweest zyn , gekroond. Ieder
Bezie , bevat drie langwerpige Zaadkorrels.
Dus naauwkeurig heeft onze Ridder de Teel-
deelen nagegaan en befchreeven in de Genever-
boomen , van welken men dezelven gebrekkelyk
L 1 5 vindt
ILDeel. i i i .stkk,