A r S i i . fef ” fdKn Tuin geplant, even 2o mondreils ,
xix. gelyk zyne Zestigfte Plaat de Afbeelding van
®°” D- f en der grootflen voorftelt, met niet minder
Ceder kromme Takken- Doch dit moet toevallig zyn ,
van den zo hy oordeelt en meent bevestigd te worden
Liiamn. door de Afbeelding op zyne Een - en - zestigfte
Plaat , die door den Heer E h r e t getekend
was naar twee Cederboomen van twintig Voeten
hoog , zig op de Lustplaats van den Hertog
van Portland, Bulfdrode genaamd, bevindende;
welke in Geftalte veel nader den Pynboom ge-
lyken, hebbende een regten Stam, met horizon-
taale Takkenen eene PieramiedaaleKroon. L ik .
k ^ üs vondt ’er in de Tuin van Chelfea , die
van ontzaglyke grootte waren (*).
In de deelen der Vrugtmaaking komt de Cederboom
, gelyk uit de Afbeeldingen in ’t ge-
dagte Werk van T rew blykt , met de P yn.
boomen overeen ; doch de Bladen of Naalden
groeijën niet twee o f drie in eene Scheede, maar
in menigte tropswyzê by elkander , het welke.
T oornefort den Ceder tot den Lorke-
boom , daar hy zeer naby komt , heeft doen
fhuis brengen. De figuur der Vrugten is ook
niet Suikerbroodachtig , maar langwerpig rond.
Dezelven beftaan niet uit Houtachtige, maar uit
Vliesachtig dunne Schubben , die echter fty f
zyn , meest plat op elkander leggende, doch
aan
(*) Cedri Libanï v-astisSma: molis Aiboics vitli in Hort®
Cadseano plur es. L lnn, Iifrt, Cjiff]
R H a B ■ ■
aan de Punt een weinig omgeboogen, en dit 1U
maakt de Ceder - Appelen op ’t gevoel wat
ruuw. Zy hangen ook niet nederwaards, ge-Hoofd»
lyk men dit in de valfche Afbeelding van L o - ST™ ^
b e l , en in demonftreuze van W e i n m a n n 3 van den
dus vertoond ziet, maar ftaan met het End op. L'ban<m.
waards gekeerd aan de Takken. Door laauw
Water gaan deeze Schubben van malkander ,
daar men in de Pyn - Appelen zulks niet kan
uitwerken dan door Vuur, ’t Getal der Zaad»
blaadjes is zes.
Van ouds is , onder den naam van Cedriê o f ceder-
Cedrium, zekere Terbenthynachtige Vogtigheid0iie.
bekend geweest, die uit den Cederboom vloeide
, en door uitdrooging de gedaante aannam
van eene Traan o f Harst. P l i n i u s z e g t ,
dat de Groote Ceder , Cedrelate of Denne-
Ceder genaamd, eene Pek g e e ft , die men Ce-
dria tytelt, dat is Ceder - Harst. Anderen gee-
yen dien naam aan zeker Waterachtig Sap, dat
uit dien Boom door affnyding van de Takken
vloeit, en by C o l u m e l l a heet Liquor Ce-
drius. De Egyptenaars leiden ’er de gemeen-
fte Lyken in, die, van dit Vogt doordrongen
en dan opgedroogd , eenigermaate gebalfemd
waren. Anderen , wederom, en wel de mee-
ften, noemden dus eene Olie, welke men op
verfcheide manieren uit het Hout van deezen
Boom bekomt. Sommigen branden o f braaden
’er die Olie ui t , en dan is ’t een foort van
Tee r, welke van de Franlchen, in Provence ,
Bb 5 Hui-
IU Deel, in , stuk.