ï88 V eELBROEDER IGE BoOMEN.
II. aan zyn Ed. door S l o a n e vertoond, kwam
derzelver Stru&uur , naar oogenfchyn, volko-
Hoopd men overeen met die der Bloemen van de
s tu k . volgende Soort, verfchillende grootelyks van
£nm**u' a^e anderen (*% In ’t Werk van S l o a n e
zyn die Bloemen, ondertusfchen, veel gebrek-
kelyker afgebeeld , dan in ’t Werk van M e -
Ri a n , niettegenftaande de befchryving van
S l o a n e taamelyk overeenkomftig is met de
Natuur. Hy zegt, dat de Bloemen beftaan uit
v y f Kelkblaadjes , v y f haakige Bloemblaadjes 9
verfcheide Meeldraadjes en een Styl, van een
zeer bleek paarfche Kleur. Zy komen , even
als in de Blimbing van Öostindie, uit de dikke
Takken en den Stam , enkeld o f by Tros-
fen voort, hangende ieder aan een dun Steeltje
nederwaards.
Een Blommetje van deezen Boom, benevens
het afgebeelde Takje met Bladen , hier op
Plaat X I V , in Fig. i , vertoond, op zig
zelf aan een Stukje van den Bast zittende als
by a , door den Heer R i c h t e r uit Oostin-
medegebragt en my ter onderzoekinge door den
Hoogleeraar Bonn vergund , heeft my overtuigd
, dat de opgegevene Kenmerken geenszins
met de Bloem van den Kakau - Boom
ftrpoken. Dit Blommetje , naamelyk, met het
Mikroskoop onderzoekende, bevond ik het zodanig
, als het hier , fterk vergroot zynde,
by Letter A van binnen, en by Letter B van
ag»
(*) In H$rto C lffirtim , loc. eitato.
P o L Y A D E L P H I A. 18 7 *
agteren , is afgebeeld; waar in zeer duidelyk IT;'
de volgende deelen der Viugtmaaking zig open-
baaren. H oofd-
De Kelk is vyfbladig , beftaande uit fmalleSTÜK*
Lancetswyze Blaadjes, op de zyden gekarteld,
aan de punten ruig. De Bloemblaadjes zyn vyf ,
zeer lang en fmal, doch aan ’t Grondftuk breed
en Helmachtig hol, aan ’t end Spatelswyze uitloo-
pende, niet gehoornd, maar voorzien met kleine
Tandjes, en geelachtig van Kleur, meteen aartig.
Netswys’ Geweefzel van roodachtige Adertjes
doorfchynende. Hier binnen is vervat een Vyf-
hoornig Honigbakje, tot digt naar onderen toe
verdeeld , van Kleur Kaftanje bruin, bevattende
v y f zeer dunne, geelachtige Meeldraadjes ,
die zig omkrommende tusfchen de Hoornen van
het Honigbakje doorkomen, en ieder drie witte
Meelknopjes hebben ; benevens een enkelen
Vingerachtigen Sty l} wiens Stempel o f Punt in
tweeën is gefpleeten. Het Steeltje , daar de Bloem
op rust, o f liever aan hangt, is , zo wel als de
Hoornen van hpt Honigbakje, bezet met fyne
Haairtjes (*).
Dus fchynt de Kakau-Boom veeleer tot de
Klasfe der Vyfmannige Planten, dan tot deeze
te behooren: want de Meeldraadjes komen onder
by het Vrugtbeginzel van elkander afgezonderd
(*) Dit alles ia zeer wel met d'e befchryving, welke Pi.c-
mier van de Bloemen des Westindifchên Kakau-Booms geeft,
övereenkomftig.
II, Deel» UI» Stuk»