•II. Efchen gevonden hadt. Het zyn maar enkel«
'Afdeel, vinbladen , die' hy afbeeldt: want de .Bladen
Hoofd- der Efcheboomen beftaan, gelyk bekend is , uit
stuk. verfcheide langwerpig ovaale , gefpitfte , aan
£fcMüo>*.den rand gekartelde Bladen, die.aan fommige
Plantfocnen breeder, naar die der Opkernooten-
Boomen gelykende, voorkomen, en de zodani-
gen groeijen in de Bosfchen dpor geheel Toskanen
, wordende op de Velden geplant pm de
Wynftokken daar by te laaten opklimmen. Hier
i van vondt hy ’er één met de Vrugt lang en
ftomp: een anderen met de Vrugt kort en puntig.
Op de zelfde plaatfen kwam ?er hem met
rondachtiger Bladen voor, en eene Spatelswyze %
een andere met eene Hartvormige Vrugt, tot
het zelfde oogmerk dienende. Sommigen hadden
de Bladen Laurieraphtig , o f Lancetswys’
ovaal en eenigen geheel Lancetvormig; te wee-
ten ruim driemaal zo lang als breed. Deeze
laatrte was kleiner van Gewas , hebbende het
Zaadhuisje dun en ftomp. In ’t geheel zyn door
deezen Kruidkenner ren minde twaalf Verfchei-
denheden van den Grooten Efeheboom, in Toskanen
van zelf voortkomende, aangetekend.
De Heer LT n n m. u s geeft aan dit Geflagt
alleenlyk Tweeflagtige en Vrouwelyke Bloemen,
gelyk in de Kenmerken is gezegd. T our-
fiefort merkt aan, dat in de Bloemen van den
Efeheboom , fomtyds, het Vrugtbeginzel ontbreekt
, en deeze zouden dan Mannelyke Bloemen
zyn. Dit wordt door den gedagten M i-
PH ECH
E tms bevestigd, zeggendedat zulks z o ^
wel in Bloemen met Bloemblaadjes als in die XXI
met enkele Meeldraadjes plaats heeft. De groo-
te B o e r h a a v e vermoedde derhalve metEfM^
zonder reden, dat ’er, onder de Efehen, Mannetjes,
Wyfjes en Tweeflagtige Boomen zyn; ten
minfle hadt h y , door een oplettend onderzoek,
eenigen vrugtbaar , anderen onvrugtbaar, be.
vonden: het welk door my en anderen ook waargenomen
is. In beiden, zo wel die vrugtbaar
als dié onvrugtbaar zyn, komen de Bloemen
reeds in ’t vroege Voorjaar te voorfchyn, eer
de Bladen uitbotten , doch het Zaad , dat in
langwerpige Zaadhuisjes, als Sleutelbosfchen by
elkander hangende , vervat is , wordt met eer
ryp dan in de Herfst. De Mos-achtige Bolletjes,
die men als tusfehen deeze Trosfen voorkomende
afgébeeld vindt, zyn zeldzaam.
KIen heeft aan dit Zaad, dat in de Genees* Gebruik,
kunde van gebruik is , wegens de zonderlinge
figuur, den naam van Ornïthoglosfum of Lingua
J y is , dat is Vogel-Tongetje, gegeven. To t
een half Drachme ’s morgens met een Glas
Wyn ingenomen, is het zeer Pisdryvende , en
dienftig voor de genen die met Waterzugt of
de Geluw gekweld zyn , zo men zegt. Van
den Bast des Efchebooms hebben veelen als van
den Koorts * Bast en in deszelfs plaats , niet
zonder vrugt , in Afkookzel of Aftrekzel, gebruik
gemaakt. Het Poeijer van denzelven dient
pot hetzelfde oogmerk. Men neemt den binnen-
R r 4 Bast,
II. deel. III. Stuk.