H.
A fd eel .
xx.
H oofdstu
k.
Mafltkbocm.
&
fcheide Jaaren hadt hy niet dan een overvloed
van Mannelyke Bloemen voortgebragt: maar 7
na ’t jaar 1758, byna jaarlyks ook Tweeflagti-
ge Bloemen en volmaakte wel aanrypende Besten.
„ Als de Mannelyke Bloemen , naame-
„ lyk, verdord waren, openbaarde zig een me-
„ nigte van nieuwe Bloemtrosfen , wier Bloe-
„ men met hoogroode, glanzige en veel meer
33 gezwollene Meelknopjes, dan de voorgaan-
3, den, voorzien en vol ft rekt van beider Kunne
3, waren. Haar eigen Kelk, die groen en zeer
„ klein was, in vyven verdeeld, bevatte, zon-
„ der Bloemblaadjes , v y f of zes groene zeer
„ korte Draadjes, kleiner dan de Meelknopjes.
, , In ’t midden der Draadjes , o f op den bo-
„ dem van den Kelk , bevondt.zig een groen
3, Eyvormig Vrugtbeginzel, waar uit drie groe-
„ ne omgeboogene Stylen voortkwamen , met
, , even zo veel Stekelige roodachtige Stempels.
„ De Bloemen verdwynende kwam hier en daar
„ een volmaakte Bezie te voorfchyn, die groen-
„ rood en glanzig was; als de Boom in ‘t Win-
3, terhuis was overgebragt, in de Winter, einde-
„ lyk tot haare rypheid komende. In een fmal-
„ bladige Lentiscus, met kleiner en bleeker
„ Bladen , die te vooren ook niet dan Manne-
„ lyke Bloemen gegeven hadt, waren eenige
„ Jaaren herwaards ook Mannelyke en Vrouwe-
3, lyke ondereen, of Tweeflagtige, gelyk de zo
3,* even gemelden , verfcheenen, na welken aan
33 dis
dit Boompje zig , in het Winterhuis, ook II.
„ ettelyke zodanige Besfen vertoonden (*}.” Afd e e l ;
Het Hout i s , zo wel als dat van den T e r -hoofd*
benthynboom, hard en duurzaam; maar de Ma- s t u k .
flik is eigenlyk het gene, waarom deze Boomen DeMas.
gehouden en zorgvuldig gehavend worden, Som-tik*
migen willen, dat zy die S toffe, ook in Provence
uitzweeten zouden ; doch het gedagte Eiland
Chio of Scio, in de Archipel, is de Verzamelplaats
van deeze Drogerye, en van daar komt
de meefte , die men in Europa gebruikt. De
Groote Heer eigent zig , als eene Jaarlykfe
Schatting, van de Ingezetenen des Eilands twee-
honderdtagtig Kaslèn Maftik to e , welke te tarnen
by de honderdduizend Ponden weegen ( f ) .
Dit maakt, dat men ’er de Maftikboomen niet
minder zorgvuldig oppast, dan in Vrankryk den
Wynftok , z o B e l l o n i u s aanmerkt. De
Inzameling gefchiedt door in de Herfst Infhy-
dingen te maaken in de Stammen der Boomen ,
waar na het Harftige Sap daar uit zypelt, en
tot kleine Klontjes ftolt gelyk de Maftik is ,
die wy bekomen. Men maakt ’e r, gelyk bekend
i s , Hoofdpleifters van, en voor ’t overige
komt zy in veele zo uit- als inwendige Winmid
(*) FABR. Hort. Belmftcd. 1753. p. 433,434.
( t ) Volgens de vertaalde Reizen van Tourneeort zou de
ïnhoud dier Kasfen wel drie of viermaal zo veel zyn •• doch
nry dunkt, dat een Kas van vier o f vyf honderd Fond al eea
taafnelyke zwaarte heeft.
I i 2