II. aan o f fametivoeging van die platte Lighaamen,
mEEL. waar jn Meeldraadjes famenloopen , zynde
H oofd- twee kleine gaapingen daar tusfchen: ƒ is het
stuk. Wollige van ’t Vrugtbeginzel, in welks midden
eene ° P ening voorkomt, waar in de Styl is geplaatst
geweest. Hier onder zyn de Holligheden
van het Vrugtbeginzel, welke in de Hori-
fontaaie Doorfnyding drie bevonden zyn, maa-
kende het toekomftig Zaadhuisje (Pericarpium)
uit. De eene Holligheid g is ledig; de andere
h bevat de beginzels der Zaaden , welke op
zeker langwerpig Lighaampje , dat tegen' het
midden o f de vereeniging der Hokjes van' het
Zaadhuisje rust, als op een Kusfentje geplaatst*
zyn. Men ziet hier, dat de Kelk (Calyx)
weezentlyk van het Pericarpium is afgezonderd.
De Beginzels der Zaaden vertoonen zig buitenwaards
als geknot, binnenwaards puntig ingeplant,
in het gezegde Lighaampje.
Een Men moet aanmerken dat de Bladen, aan dit
viugt-Tak-Xakje, op de Oppervlakte bezet waren meteen
FiS. 2. menigte van Wrattige Kuiltjes o f Pukkeltjes,
die misfchien door het ileeken van eenig Infekt
veroirzaakt, ten [minfte niet natuurlyk fchynen
te zyn, alzo zy op geene der Bladen van een
anderen T a k , welken gedagte Hoogleeraar bezit,
noch ook op myne Bladen zig bevinden. Ik
heb ’er zodanigen in Afbeelding gebragtj aan
het Vrugttakje Fig. i , uit myne Verzameling,
alwaar de Zaadhuisjes mede meestal twee of
drie by malkander zitten, en deeze Tropjes
maaken te famen een foort van Aair o f Halm U»
uit: maar die, volgens de Afbeelding van R um- Afxvil“
ph iu s , met Bladen is gekroond. Mooglyk fchiet Hoofd-
het Bloemtakje, naderhand, van boven Bladen uit.STOK‘
Van de Zaadhuisjes is ’er een by Letter E , aan- Boom.
merkelyk vergroot, afgebeeld, om te doen zien,
hoe zy weezentlyk driehokkig zyn, gelyk onze
Ridder in de Kenmerken hadc gezegd. Van
de Klepjes en van de Kafachtige Zaaden, die
waarfchynlyk verftooven zyn , is niets te vinden..
Wat de overlangfe Aderen der Bladen aan- De
gaat , dezelven zyn doorgaans tot drie groo-Bla3ca*
tere bepaald , gelyk R u m p h i u s van den
kleinen Kajupoetie - Boom aantekent; welke
drie van het Steeltje beginnen en in de Punt
famenloopen. Men kan nogthans niet eigent-
lyk zeggen, dat deeze Bladen gefteeld zyn ,
alzo hunne Sikkelswyze verfmalling, aan ’t
begin , veeleer een famenvoeging fchynt te
zyn van de gezegde Aderen, waar tusfchen
veele kleinere zo overlangs, als fchuïns
naar dezelven en naar elkander, loopen. De
Kleur der Bladen is geelachtig groen , doch
aan de agterzyde vind ik dezelven fomtyds bezet
met groote ronde Koffykleurige Vlakjes ,
en tegen ’t Licht gehouden vertoonen zig, ia
de zelfftandigheid, door het Vergrootglas, menigvuldige
doorfchynende Stippen, even als ia
de Blaadjes van ’t St. Jans Kruid en de Wyn-
ruit. De Heer B o n k heeft een klein Stukje
van
l l . DUWL, UI, $TVJ%