II.
pifche Natiën verboogen, thans gemeenlyk b.o,
, itempeld.
Afdeel,
XIX.
Hoofds
tu k .
Mancanilj
£wm.
De Heer J a c q u i n , die na de gezegde
Autheuren in de Westindiën geweest is, heeft
f bevonden, dat het een hooge Boom is , met een
zeer uitgebreide Takkige Kroon ; de Takken
dikwils 3 doch niet altoos, by drieën hebbende
, met Bladen als gezegd i s , wier Steeltje
aan de Punt voorzien is met een rondachtig
plat, bruin Kliertje. Hy geeft ser Aairen aan,
die de Jakjes eindigen, en regt op ftaan, groen
van Kleur, beftaaade uit omtrent dertig Man-
ndyke Bloemen, wier Meeldraadjes ,uit. een holle
Kelk voortkomende , tot één Lighaam fa,
mengegroeid zyn, eens zo lang als de Kelk, en
met vier Meeiknopjes gekroond, „ . D e Kelk
sa beeft wederzyds een gróote- ronde Klier, en
„ dus bedekken die Klieren byca de geheele
„ Aair. De Vrouwelyke Bloemen , die op der?
„ gelyke manier geklierd zyn, komen.aan d$
„ zelfde Aair onder de Mannelyken, of ook
„ wel aan een jong T a k je , op zig ze lf , voort.
„ De Vrugt gelykt in gedaante, reuk en kleur,
„ zodanig naar een Europifch Appeltje , dat
,, iemand , die ’er niet van wist, zig zekerlyk
,, daar in bedriegen zou. Deszelfs geelachtig
,j groene Schil heeft omtrent de dikte van
33 cen Nagel: het witte Vleefch geeft Melk.
„ De Steen breidt zyne Takken , daar dool;
„ heen , tot aan de Schil toe uit. De rype
Vrugten vallen van zelf van den Boom, en
be-
„ bedekken dan de geheele Grondvlakte daar II.
„ onder, verrottende, als zy droog blyven
„ niet, maar dan wordt het Vleefch ipon*Hoofd-
,, gieus en bruin , met veele Spleeten over-STUK«
„ langs.” Manceniljtm
De Heer J a c q u i n hadt nooit bevonden ,
dat deeze Mancenilje - Appeltjes van eenig Dier
aangedaan waren, hoewel men gemeenlyk zegt,
dat de Krabben, die in ongelooflyke menigte omtrent
die plaatfen zig onthouden, daar van eeten;
agtende dezelven , om die reden, op Martenï-
que voor Vergiftig, waar van ook voorbeelden
zyn; doch alzo men die zelfde Krabben op Gra-
nada en andere Eilanden, onder dergelyke Boo-
men huisvestende, onbefchroomd en zonder
hinder eet ; zo fchynt daar van een andere reden
gezogt te moeten worden, zo hy aanmerkt;
Vervolgende dan aldus,
„ De geheele Boom is overal gevuld met vergifü-
33 een witte zeer overvloedige Melk. die z e e r f^ p?>
„ brandig en dus ongemeen Vergiftig is. Een
3, druppeltje daar van , boven op de Hand ge-
„ daan ., fchroeit aanftonds de Huid en maakt
„ een Brandblaartje : waar uit blykt , wat dit
| Vo gt , ingenomen zynde , in de Mond en
33 Keel zou uitvoeren. Alzo die zelfde Melk
33 in de Vrugten is , kan men ligt gelooven,
33 dat 3 door daar van meer o f min te eeten,
3> de Menfchen nu o f dan zig zeer kwaalyk be-
,3 vonden hebben, en by de eerfte Ontdekking
3,3 van Amerika zal dit ontwyfelbaar Wel zyn
E c 5
II.Ds.Ft, IIL Srvvti
<rp*