II. De Heer L i nn i e u s , fchoon hy den Heer
A T r a L' O S B E C K aanhaalt, moet een nader befchry-
Hoofd- ving van deeze Boom ontvangen hebben, zeg-
STUK. gende, dat de Bloemblaadjes driemaal zo lang
als de Kelk en de Meeldraadjes tweemaal zo
lang als de Bloem zyn 5 de Bladen des Booms
een Voet , de Vrugt vierhoekig! Zyn Ed.
Helt twyfelachiig, o f het de Mamey-Boom
met langere Bladen en eene gevoorde, Afch-
graauwe bittere Schors, van S l o a n e en
B r o w n e op Jamaika waargenomen, zy.
O C H N A.
De Kenmerken zyn , een vyfbladige Bloem
en Kelk ; de Vrugten eenzaadige Besfen, op
een rondachtig Kusfentje zittende.
Twee Soorten komen in dit Geflagt vo o r ,
als volgt.
j ( 1 ) Ochna met de Trosfen op zyde.
Ocbna
5 ceyio?- Dus onderfcheidt de Heer L 1 n n m u s deeze
fche- Soort „ tot welke niettemin de Jabotapita met
Kaneelbladen en geaairde Bloemen , welke de
Heer J. B u r m a nn u s uit het Kruidboek
van 1
(1) Ocbna Racetnis lateralibus. Syst. Nat. XII. Tom. II.
Gen. 657. p. .362. Jabotapita Cinnamomi folio , Floribus
fpicatis. BURM. Ml- X23- T. 5«- ß. Arbor Africana , fubto-
tundo Folio murgine denticulis acutis aspero &c. PLUK. Alm,
41. T. 263. fig. i , 2. BUBM. Ff. Ind. J20.
H e r m a n n u s zo fraay in Afbeelding ge- II.
bragt heeft, doorhem betrokken wordt. Onze
Hoogleeraar , ondertusfchen , zegt daar van Hoofd-
duidelyk, de enden der Takken loopen in eenSTüK*
Tros van Bloemen uit. Waarfchynlyk zou de
Ridder deeze Soort wet door de effenrandige
Bladen onderfcheiden hebben , in dien zyn Ed.
niet geoordeeld hadt, wegens de zonderlinge
Vrugten , daar toe ook den Afrikaanfchen o f
liever Kaapfbhen Boom van P l u k e n e t i u s ,
die de Bladen rondachtig , aan den rand met
fcherpe Tandjes en vyfbladige donker paarfche
Bloemen h e e ft, ten minde als eene Verfchei-
denheid te moeten t’huis brengen. Doch het
Geflagt van deeze Ochna is Wat duider (*).
(2) Ochna met de Trosfen aan 't end der u.
Takken. j_a ° r,oetha np*in
ta.
Deeze Amerikaanfche, thans van de ande-aai^”hej*
re afgezonderd , en door P l u m i e r in A fbeelding
gebragt , is de Jabotapita der Brafi-
liaanen , komende, volgens P i s o , aan de Oevers
voor. Het. is een Boom van middelbaare
hoogte , die eene graauwe oneffene Schors en
week
Racemi ■ perfiftant fquafrofi infra Falia a cstftt Pedicel-
iofüm Ge frutlificaüonum , zegt LiNNSUS.
(2) Ochna Racetnis tennïnalibus. f Jabotapita pyramïdaca
Flore luteo Frufitu rubro. PLUM. Amer. 42. Ie. 1,53. Jabotapita.
Marcgr. Bras. 101. Arbor baccifera racemofa Bralilien-
iïs, BaccA trigona prolifera. RAJ. Hifi, 1632.
B 2
ïl. Deel u i . Stuk.