4 s>6 Tt VEÉHl j l z i C Ë ËOOkE^ .
Afdeel te Wentelèn > even a*s WY dit de Riisfen zelfs
xx. * in Siberië hebben zien doen met de Gom-Harst
H oofd- der Lorkenboomen*. De Tanden, zeggen z y ,
stu k . worden ’er wit en vast door : het verwekt Ap-
ihjnilln.PetYG dl een lieflyken Ademgeur. Men vindt
’ Biadz. deeze Witte Harst, alom, in de Winkels van
4oo. Drogeryën en Reukwerken, daar te lande, onder
den Turkfchen naam Sakkis en den Perff-
aanfchen Konderuun te koop*
"v. _ (5) Piftache-Boom met afgebroken gevinde
tenMts* Bladen , de Blaadjes Lancetvormig*
Maftik-
Deeze maakt den MastiMmmm^ die, altoos
op zig zelf befehreeven , thans ondergefchikt
wordt aan de Terbenthynboomen* Hy voert
den Latynfchen naam Lentiscüs, welke overgeno-
meh is door de Italiaanen en Franfchen; doch
de Spanjaarden noemen hem Mata; de Portu-
geezen Arveira; de Duitfchers en Engelfchen,
gelyk wy , Majtikbooni. De Griekfche naam
is Schim's, welken onze Ridder, in ’t vervolg,
voor een' Geilagtnaam van den Peruviaanfchen
Maftikboom gebruikt heeft* In ogderfcheiding
van denzelven noemt men hem Lentiscüs vul*
garis. De natuurlyke Groeyplaats is in de Zui-
delyke deelen van Europa, aan de Middelrland
(s) Piftacia Folüs abrupte pinnatis , Foliolis lanceolatis.
Hort. Cliff. 4$6. Ups. &c. &c. Lentiscüs vuigaris. C. B. Pin.
399. Toornf. In ft. rso. Lentiscüs. Clus. Hift. I. p. 14.
Dod. Fmpt. S71. Pod. Kruidt, p. 13<s 1.
landfche Z e e , als ook op fommige Eilanden en II.
in Paleftina. N Afdeel.
Deeze Boom is doorgaans Heefterachtig, metHooFD-
veele Twygen uit cenen zelfden Wortel op-5TÜK*
fchietende , die taay en buigzaam als het Rvs Maft>k-
van Bindwdgen zyn; maar, niet afgefneeden
wordende en aan zig-zelf gelaten, groeit hy tot
een Boom van middelmaatige hoogte en blyft
ook altoos groen. De Bladen gelyken naar die
van Zoethout, zegt C l d s i u s , doch zyn fty-
ver en donker groen, Vinswyze ter wederzyde
van een Steel geplaatst , zonder oneffen Blad
aan ’t end: ’t welk deezen Boom van alle ande*
ren van dit Geflagt onderfcbeidt. De Reuk is
aangenaam; de Smaak zuurachtig en famentrekkende.
Dergelyke Blaasjes, met Muggetjes o f
Wespjes gevuld, als in de Terbenthynboomen,
komen ’er dikwils aan. De Mannelyke Bloemen
komen niet zo Trosachtig aan ’t end der Takken
, maar by Aairtjes o f Katjes in de Oxels
der Bladen, voort, zynde Vlokkig en paarfch-
achtig van Kleur. De Vrugten, van grootte als
Cicers, zyn Besien, ook Olieachtig, met eene
witte Pit. In ’t eerst zyn deeze Besfen groen,
dan worden zy roodachtig paarfch, en ryp zyn-
de geheel zwart.
Een aanmerkelyke byzonderheid , de Vrugt-
maaking betreffende , heeft voor eenige Jaaren
de Gewoone Maftikboom in de Tuin der Geneeskundigen
te Helmftad uitgeleverd. Ver-
: ■ l i fchei