w ' dienende tot eene Soortelyke onderfch'eiding
^ xxlL De Stam en Takken zyn bleek jgraauw ge-
Hoofd- kleurd , maar aan de enden, daar de jonge Bla-
stuk» ^en uitfchieten , rood getopt. De Bladen zyir
Pjgtom. £ yVOrmjg o- iterij geaderd', fehoon groen vans
Kleur. De Vrugten zyn Kogelrond , naar oo-
genfchyn ongedeeld, en groeijen tropswyze aan
de Takken by elkander. Eerst fchynen zy bleek
groenachtig , dan geel te zyn , wordende in de
rypheid hoogrood , en dan van binnen het Zaad
bevattende; gelyk ’er dus een, misfchien in de
Natuurlyke grootte , geheel en doorgefneeden»
nevens den Stam vertoond wordt.
v .
Ficus
Indica.
Wortel-
Vygeboom
Cf) Vygeboom met Lmcetswyze ejfènrandVg
e *
(V Zie dien aangaande het meergemelde Wetlc, genaamd
Plant. Decades, van Trew , in de verklaaririg der aangehaalde
Plaat JO , alwaar zulks breedvoerig beredeneerd wordt.
($) Ficus Foliis lanceolatis integerrimis petiolatis, Peduncu-
lis aggregatis, Ramis radicantibus. Syst. Nat. XII. Feg. XIII.
BÜHM. Fl. Ind. p. 225. Ficus Indica Foliis Mali Cotonea: fi*
itfilibus. C. B. Pin. 4S7- Ficus Indica Theophtasti. Tabern^
Hiß. 1370. Am. Acad. I. p. 27. Katou-Alou. Hort. Mat.
III. p. 73. T. J7- Raj. Hiß. 1437. ß . Ficus. Foliis lanceolatis
integerrimis. Hort. CU ff". 471. Royen Lugdbat. 212. Ficus
arborea asfurgens utrinque brachiata &e. BROWN. Jam.
iio . Ficus Indica maxima &c. SLOAN. Jam. 189. Hiß. II.
p'. 140. T. 22-3. Rij. Dendr. ié. Ficus Americana Arbuti
foliis Sec. PLUK. Alm. 144. T. 178. f. 4. Ficus Citri folio.
C atesb. Car. III. p. T. is. Vaxinga latifolia. Rumph.
Amb. m . p. 127. T. *4. Tsjela, Hort. Mal. HL p. Sj.
t . 6
ge , gejteelde Bladen, vecle Vrugtjleeltjes II.
by elkander en Wortelfchietende Takken.
Hoofd*
Vooreerst komt hier in aanmerking de van stuk.
ouds vermaarde Indifche Vygeboom van T h e o - ^ ^
p r a s t u s ) waar van C l u s i u s en anderen de
Afbeelding gegeven hebben, die elders nogthans
veel natuurlyker is vertoond (*).’ By den eerst-
gemelden , die ten tyde van A l e x a n d e r
den Grooten , wiens Togt naar Indie wereldkundig
is , geleefd heeft , vindt men van eenen
Indifchen Vygeboom gemeld,die uitzyneTakken
Wortelen nedervyaards fchoot, welke inden
Grond gevestigd als een Heining maakten om
den Boom, en een uitgebreid Prieel, waarin
veel Menfchen hun verblyf konden houden ;
zodanig zelfs dat die Vorst, met zyn geheele
Krygsmagt, daar onder gelegerd was geweest.
De dikte van den Stam was meer dan zestig,
doch dikwils veertig Voeten: Bladen hadt hy
niet kleiner dan een Schild ; doch ongemeen
kleine Vrugten , byna als Erwten, naar V ygen
gelykende. Wel twee Stadiën Gronds werdc
door deezen Boom, die een ontzaglyke hoogte
hadt, befchaduwd. L i n s c h o t e n , die
eenigen tyd te Goa is geweest, geeft de Af- _
bedding van een Boom aldaar groeijende ,
en van de Portugeezen Wortelboom genaamd ,
doch
(*) In de Hedend. Hifiorie of Tegenvj. Staat ven alle Hot
geren , III- Deel, bl. 537.
t l . DSM. III. STUK.