Af™ ° ,Dder deCZe eenvoudi£e bepaaling komt hief
xix. °P bet tapyt de van ouds vermaarde Ceder-
Hoofp- boom, die van B a u h i n u s Kegeldragende
'oütr ^e^er me} Lorkenbooms Bladen , doch van an-
van den deren alleenlyk Ceder van den Libanon gety-
utanon. teld wordt. Men vindt hier van, op veeie
plaatfen en veelerley manieren , melding gemaakt
in de Heilige Schrift. In een eigently-
ke zin leest men verfcheide maaien van de Ceders
die op den Libanon waren , zynde door
God aldaar geplant en maakende de heerlykheid
van dien Berg uit (*). In een verbloemde zin
Itrekken zy tot zinnebeelden van levendige
kragt in Menfchen. De regtvaardige zou groei-
jen als de Ceder. Asfur was een Ceder op
den Libanon, fchoon van Takken, fchaduw-
achtig van Loof en hoog van Stam, hebbende
zyn Top tusfchen digte Takken f f ) . Naauw-
Iyks eenigen Boom o f Plantgewas vindt men
in de Heilige Schrift zo omftandig en naauw-
keurig voorgefteld. Ondertusfchen zyn aan-
merkelyke twyfelingen on titaan, o f het He-
breeufch woord Aeres weezentlyk dien Boom
welken wy thans daar voor erkennen, beteke-
ne. Door den beroemden T rew is hier over
een omltandig Vertoog uitgegeven , waar in
wel de zaak tot geene zekerheid gebragt wordt
doch zeer waarfchynlyk gemaakt, dat de Ceder
der van den Libanon een byzondere Soort was ji.
van die Boomen, welken de Arabieren , met Ar^ E L*
den Hebreeufchen naam overeenkomftig , Ers Hoofd-
genoemd hebben, betekenende de Harstdraa-sTun.
gende Boomen in ’t algemeen , en dus tevens
de Pyn- en Denneboomen, waar van de Ceder Libanon.
een uitmuntende mede - Soort was (*). En ,
dit is te geloofbaarder, aan den eenen kant ,
om dat de gemeene Pynboom thans nog weezentlyk
in ’t Beloofde Land groeit, zo wel als
de Denneboom ( f ) : aan den anderen kant, om
dat S a l om o het Cederen - Hout ook over
Zee van andere plaatfen liet haaien tot den
bouw van zyne Paleizen ; waar nog by komt ,
dat ’er andere Houten toen reeds bekend en in
gebruik waren, die men houdt voor uitmuntende
Soorten van Ceder , gelyk het Sittim- en
Algummim - Hout, alleenlyk by die Hebreeufche
naamen bekend , zynde het laatfte mooglyk
rood Sandel o f Koraalhout geweest ( j ) .
Een
{*) Planta fele&d., per EHHET , p. 28. ad. Tab. 60, 61.
( f ) Jes. XLI. Vs. 19. en LX. vs. 13. Op welke beide
plaatfen men in de Dortfche Overzetting wel leest, de Dcn-
ne, Beuke en Busboom ; doch *t welk anderen vertaalen,
ylbies, T&i*, Aiboresque opaca ; dat is Denne - Pyn- en digte
Boomen, met elkander de Glorie uitmaakende van den Libar
non. Dit wordt nader bekragtigd , om dat men hedendaags
geen Beuken, maar wel Pynboomen , benevens den Ceder ,
op den Libanon aantreft. . Zie B.AUWOI.F. Urn. per Grono-
V1ÜM.
( 4J Het gene Sittim-Hout heette wordt in Bib!. Hadr.
B b 3 ]™h