,, pjes beftaande , die wit en zoetruikande
xiilL* » zYn » van vier Blaadjes met geele Meel-
Hoofd ,, knopjes. De Vrugt is groen , met weinig,
8TU2. hard en groen Vleefch , eene 'Noot influi-
3, tende , die glad en geelachtig is , met eene
3, witte Pi t , daar de Wilden Olie uit perfen
3, tot dagfclyks gebruik”. Zy Ed. kon echter
niet gelooven , dat deeze de zelfde ware met
den Tsjerou - 'Ponna van Malabar , zo even gemeld.
Hy heeft ’er tweeflagtige Bloemen van
waargenomen met on ge vaar tien , en Mannetjes
- Bloemen aan dén zelfden of aan een anderen
Boom , met ongevaar zestig Meeldraadjes:
een groot verfchil, waarlyk, in de Vrugt-
maakende deelen van eene zelfde Plant, die van
zyn Ed. , zo wel als de Mammen , waar mede
zy veel overeenkomst h eeft, tot de Poly-
gamia Monoikia betrokken wordt.
Behalve deeze twee , heeft de Heer N. L .
B ü r m a n n ü s 'in dit Geflagt nog drie;Soorten
opgetekend, die door den Heer L inhjküs
niet in aanmerking genomen zyn; te weeten,
een Calophyilum Nag'asfariam , dat de Bladen
Lancetvormig en ongeaderd h eeft, wordende
Nagasfi gébefen door de Javaanen ; een Ca-
lophylhm Akara , onder den naam van Akara
Patsjoti h') de Malabaarfe Kruidhof afgebeeld,
en een Calophyilum Soulattri, dat langwerpig
Eyvormige , geftreepte , zeer gladde Bladen
heeft , de Bloemen op gemeene Steeltjes aan
de zyden , terwyl dé Akara dezelven Pluimswy
P O L V A N O R I A. 2 7
„ v * i aan de enden der Takken vergaard N.
™ y A f DEEL.
heeft (*). • xiii.
Hoofd-
T i L i A. Lindeboom. aïüE*
Do Kenmerken van . dit Geflagt zyn , een
vyfbladige Bloem met de Kelk in vyven verdeeld:
de Vrugt een drooge ronde Bezie, met
v y f hokjes en v y f kleppen , van onderen op-
fplytende.
Twee Soorten komen ’er in voor, de eerite
van onze gewoone Europifche , de andere van
de Noord.- Amerikaanfche Lindeboomen.
( 1 ) Lindeboom , mens Bloemen geen Honig- ^
bakje hebben, Europica.
■ Europifche
Lin-
Onder deezen tytel komen onze gewoone de.
Linden voor , die in ’t Italiaanfch den Latyn-
fchen naam T ilia , in ’t Spaanfch den naam
van
zie BURM. Flor: Ind. p. 121.' s
(1 ) Tilia ï’loribus Neótario deftitutis. Syst. Nat. XII. Tom.
II. Gen. 660. p. 3S3. Tilia. Hort. Cliff. 204. -fit Suec. 432,
471. Mat. Med. \z6z. Phil. Bot. ZS9- ROÏEN Lugdbat. 477'.
DALlB. Paris. 153. Tilia femina folio majorc. C. B. Pin.
.426. Tilia urbana. Gesn. Tab. III. g, Tilia montana maxi-
mo folio. C. B. Pin. 426. y . Tilia femina Folio minore. Ibid.
S. Tilia Ulmi folio , femine hexagoho. Raj. Angl. Cat. E.d.
III. p- 473- ï. Tilia follis molliter hitfutis, Viminibus ru-
bris, Fruit u tetragino. Ibid. <?, Tilia Bohemica , Foliis mi-
noribus glabris, Fi'uctu oblongo &c. TILL. lis . 165. T. 49*
£t 9■
II, Deel. l i l . Stuk,