II. vormt zig als Metaal in het Hout. Men heeft
^ 55 dus een Goudkleurige Ader in Verfteend
H oofd- js Hout gevonden, die ’er heerlyk in uitflak” .
stok. Sommigen , inderdaad , willen waargenomen
J ^ h e b b e n , dat het Eikenhout, eer dan eenig ander
Hout , dus de natuur van Steen of Mineraal
aanneemt, en zulks zou aan de meerder vastheid
zyn toe te fchryven. Het is, gelyk men
weet , een- zeer goede Brandflof, maakende
een heer en duurzaam Vuur, gelyk inzonderheid
blykt in de daarvan gefinoorde Kolen , die men
onder de Goudfmids - Kolen vindt. Voorts
maakt deszelfs' hoedanigheid , van door Vuur
krom te trekken, en de uitzwelling door Water,
dat men het tot Duigen van Bier-, Wyn- en
Boter-Vaten , byna met uitzondering van alle
ander Hout, gebruiken moet. Let hier, welk
eene milde Gift-van den Schepper deeze eigen-
fehap zy , van het Eiken • Hout. Om de een
en andere reden was de Scheepvaart en Koophandel,
zonder ’t zelve, niets.
De geheele Boom is vol van een zuur en
famentrekkend Sap , dat meest in het ion°e
Hout en in de Bladen heerfcht, zo wel als in
de Eikels : doch de grootfte famentrekking heeft
plaats in de Bast , en daar van is ’t dat deeze.
tot Leertouwen zo bekwaam bevonden wordt.
De Run dient ook tot zagte broeijingin Bakken.
Het Sap des Booms wordt van zelf groen , en
geeft aan de daarop groeijende Zwammen eene
Spaanfchgroen-Kleur (*). De Ouden maakten
Veel; (*) Ha l l . Helv. 15.9,
veel werks van het Afkookzel of Aftrekzel van II.
de binnen fle Schil der Eikelen tot Stemping Ar™ u
van Bloedingen en alle overmaatige Ontlaftin- Hoofd.
gen; als ook tot uitdryving van Venyn. De
Bladen , in Wyn of Melk gekookt, Koppen Ef£ f '
den Buikloop, de Stonden , enz. Uitwendig
dienen zy tot fluiting van Wonden, en zuivering
van vuile Zwecren. Het gedefinieerde
Water der Bloemen zou van dergelyke, doch
zagtere , uitwerking zyn. In Languedok gebruikt
men, tegen den Loop, gebraden Eikels.
Ook wordt het Afkookzel der Knoppen van den
E :keboom, in Wyn , als een Gorgeldrank, , tegen
Keelkwaalen aangepreezen. Het Kelkje
van den Eikel is eertyds in byzondere hoog-
achtinge geweest.
Meest, nogthans , is die famentrekkende hoe- De Gal-
danigheid blykbaar , en als geconcentreerd, mnooten-
de Galnooten , een tegennatuurlyk voortbrengzel
van den ’ Eikeboom. Sommigen hebben zig
daar over verwonderd, dat dezelvcn onryp ge-
flooten , en ryp zynde met een Gaatje doorboord
zyn; maar dit moet volgen. Zy worden,
naamelyk , door den Steek, dien zeker Gall-
Wespje met zynen Angel in het Blad maakt,
als een Blaasje voortgebragt, en uit het Eytje,
dat zy daar in gelegd hebben, komen Wormpjes
voort , die in de Galnooten huisvesten ,
dezelvcn doen aangroeijen, verharden. daar in
veranderen, en ’er eindeïyk, door een Gaatje,
van hun gekipt, uitvliegen. Ik heb van dit al-
V 5 les
II. deel. III. Stuk.