598 V e e l w y v i g e B oomen#
Ui
A fdeel.
XXI.
H oofd
STUK#
vn.
Actr
Cpmveßre,
kleine.
ben den Rand met uitermaate fyne en fcherpe
Tandjes Zaagswyze bezet. D e Bloemen groei-»
jen in neerhangende Trosfen, Het is een laage
Boom,
( 7 ) Ahornboom met gekwabde fiompe vitge-
gulpte Bladert.
D e laagheid van Gewas onderfcheidt deeze
allermeest van de anderen , weshalve menze
Kleine - Ahorn noemt, o f , om dat zy meer ten
platten Lande dan in de Bosfchen groeit, P eldr
Efchdoorn. D e naam van Booghout, om dat men
’er wel Schietbopgen van plagt te maaken, wordt
in ’x byzonder toegepast pp deeze. Men vindt-,
ze door geheel Europa, zo wel in de Znidelyke
en middelde als in de Noordelyke deelen.
Sommigen willen» dat deeze Soort» in de Bos*
fchen, ook wel een aanzienlyke Boom wordt 5
doch anderen Bellen de hoogte op niet meer dan
tien Voeten, Niettemin heeft het Gewas een
rimpelige5 gelpleetene.» ruuwe Schors» volgens
den Heer H a p e e r , die de Bladen zegt „ over
„ elkander, in 't kruis, op lange Steelen Baan*
,, de » half driekwabbig , met de zydelingfe
„ Kwab,
(■ f) Acer Foliis lobatis obtufis etnarginatis. Fl. Stiec. XI. N#
f is. Acer Foliis tripartito - palmatis &c. Hort. CUff. 147,
XtoVEK l,u;dbtit. 459. GORT. Gelr. 78* Fl. Feig. p. Zfl.
Acer Foliis femi - trilobis , Lobis obtufe incifïs. Ha l l . iWv,
421. Acer C.atnpeftre et minus. C. Ï5. Pin. 431- Acer minus,
ppg. PemM. S40. Dqq. K r u i d 1314- TQUKISF- Ftfl. S i5,
O L C A M I A. 599
, , Kwabben half in tweeën verdeeld en de Ap
, middelflen drietandig, met alle de uiterBe XXI.
Slippen Bomp , van onderen glad en groen Hoofd-
*, te zyn” . Men vindt ’er ev énwel, zo zyn
Ed. erkent, ook andere en grootere Bladen aan, $ww*.
die hoekig zyn , en meer gelyken naar de Bladen
van den gewoonen Ahornboom. Uit de
figuur der Bladen zyn z y derhalve niet gemak*
kelyk', maar eerder door derzelver witheid o f
ruigte van onderen , te onderfcheiden, hoewel
dit ook. niet zeker gaat. *, Ieder T o p - T akje
4, brengt een Bloemtros voor t , van gepaarde
s, Steeltjes , met uitgefpreide Bloemblaadjes en
„ agt o f tien Meeldraadjes, uit haar-eigen Kuil-
„ tjes” , volgens dien zelfden Heer. Hy voegt
’er by dat de Wieken ruig z y n , en in de
groote Ahorn wel ruig in de Jongheid, maar in
de volwasfenhëid kaal: verflaandc mooglykdaar
de Oxels der Bladen door. Ecne Verfcheiden-
heid, die niet dan Mannetjes - Bloemen draagt,
on derhalve onvrugtbaar is , heeft men om-
BreekS Parys waargenomen (*%
D e Hoogleèraar d é G o r t e r merkt aan ,
dat deeze Kleine Efchdoorn, die op veele plaat-
fen in ons Land voorkomt, van de Boeren E f f
e n . Doorn genoemd wordt, en gemeenlyk Spaan•
j th e Aak. Voor geen van beide die Benaamin-
gen vind ik eenige reden. Doornachtigheid i s ,
myns
(*) MAFÏI Hiß. Plant. Alfat. p. y.
P p 4
U.Deel. III, STUK,
mm
g#t É S i
'MUI I
&m\
fM:A'i' .A l
y m m l
I
■
IÉ
W f l