30
ïl. een Boek daar van gezien te hebben, dat meer dan
duizend Jaarenoud’was (*)» Wegens het Hout,
H oofd- dat wit van Kleur is en za g t, wordt hy ech-
stuk. ter van je Franfcheh geteld onder het Mort
Linde- fioif j at men wel van Bois mort of dood Hout
990m, • ,
onderfcheiden moet, als betekenende alleen-
lyk Hout van eene bleeke of doodfche Kleur.
Door zyne zagtheid is het zeer gemakkelyk te
bewerken, en , om dat het in ’t geheel geen
Kwasten, als ook byna geene Draaden h e e ft,
zo laat het zig tot allerley fyn Snywerk gebruiken.
De Plaatfnyders in Hout, de Beeld-
fnyders , inzonderheid die Lofwerk maaken ,
bedienen ’er zig van , zo wel als de genen ,
die Leder op een Plank moeten fnyden, om dat
het de Snee der Werktuigen niet verftompt. Het
is den Worm weinig onderhevig. Men maakt ’er
Spalken van , en w il, dat de beste Kolen tot
Buskruid daar van gebrand worden.
Dï Bladen. Ten opzigt van de Bladen is eene aanmerkelyke
Verfcheidenheid onder deeze Boomen.
De Bladen der Linden zyn in ’t algemeen
byna rond , in eene Punt uitloopende , zeer
dun en zagt, doch men vindt ’er met groote- en
met kleinere Bladen ; welk verfchil wel voor-
naamelyk van de Groeyplaats en Grond afhangen
mogt. Evenwel fpreekt C. B a ü h i n ü s
van eenen Berg-Linde met zeer groote Bladen
a
(*) Dergelyk Boek, eene nog niet uitgegevene Verhandeling
van Cicero Bevattende, weidt in ‘t Jaar 1662, zo men
verhaalt, te Enisfel , voor den Keizer gekogt, tegen agtdul-
zeud Guldens.
den , daar hy geen Vrugt aan waargenomen H»
hadt, en die hy derhalve voor den Mannetjes-
Linde van T h e o p h r a s t ü s hieldt, en van Hoofd-
eene Wyfjes-Linde met kleine Bladen. Dee-STUK*
ze laatfte komt in de Graaffchappen Esfex en boom"'
Lincoln , in Engeland, menigvuldig in de Bos-
fchen en aan de kanten der Wegen voor, zo
dat menze Wilde Linde noemt en by de Boeren
Bast, om dat zy van de Schors veelal hunne
Touwen maaken, gel-yk in Sweeden ook gefchiedt.
Deeze Boom fchynt maar in wildheid van aart-
van de anderen en gewoone Linden te verfchillen,
die waarfchynlyk uit deezen zyn voortgeteeld. De
Deeze laatfte was baßerd - PeperdraagendeBloefcin'
van R A Y genoemd , wegens de Zaadhuisjes ,
die, gelyk men weet , in de Linden doorgaans
rond zyn en wat grooter dan Peperkorrels. Naderhand
nam die vermaarde Kruidkenner in Engeland
een Lindeboom waar, met Olmen-Blade-
ren en een met zeshoekige, als ook een anderen
met vierhoekige Vrugten , die de Bladen zagte-
lyk ruig en de dunne Takjes rood hadt. Deeze
beiden verfchillen aanmerkelyk van de gewoone
Linden. T i l l i d s beeldt, in zyne befchry-
ving van den Kruidtuin van Pifa , eene Boheem-
fche Linde af , die kleine gladde Bladen heeft,
en eene'langwerpige, wederzyds gefpitfte, zeer
kleine geribde Vrugt.
Ik heb zo even van Mannetjes- en Wyfjes
Linden gewag gemaakt.' Deeze benaamingen
zien alleen daar op, dat fommige Linden zeer
zeld-
I I .D eel, n i. stuk.