II» myns weetens, in de geheele Boom niet, en
A xxnL* evenvfel noemt men hem Efchdoorn. Zou dit
H oofd- ook van het Hoogduitfch afkomftig kunnen
stuk. zyn > alwaar men een Wiissthorn of Witten
Doorn, dat is de Haagdoorn ; en eenen Zwarten
of Schlehe - Thorrt , dat is de Slee - Pruim, in ’t
j * zie Engelfch Blackthorn , heeft * ? Men mogt dit
STL°Kr,S‘ Booghout , als ook in de Haagen en Kreupel,
biadz. j 7ö<bofch veel groeijende, wegens de Afchgraauw-
heid van de Schors Afchthorn genoemd hebben
; waar van dan Efchdoorn kon gemaakt
zyn? Met de Esfchenboomen, immers, heeft
de gedaante de mintfe overeenkomst niet.
vnn (8) Ahornboom met driekwabbige, ongetande,
Monfptsf«- gladde Bladen t die jaarlyks afvullen.
ianum. \
Mompel-, X7 .
licriche. Van een Driebladigen Ahorn, wiens Bladen
in drie Slippen verdeeld zyn, is reeds door C.
B a u h i n u s gewag gemaakt, Z y heeft de ge-
dagte Slippen der Bladen niet gekarteld o f getand
, en de Bloemen groenen by Trosfen. De
Heer G o uan , die deeze Soort by Montpellier
waarnam, merkt aan, dat de Kwabben der
Bladen fpitfe punten hebben,
(A ) Ahorn-
(* ) Acer Foliis trüobis integerrimis glabiis, annuis. Roven
Lugdbat. 459- Gouan Jjfonsp, s ts. Acer trifolium. C. B.
Pin. 431. 1'LUK. Alm. 7. T. 251. f. 3. Du Ham. Arbr, I,
f . 28. T- lO. f. 8. •
(A) Ahornboom met driekwabbige , ongetan- II. %
de, ruigachtige Bladen , die niet af vallen.
H oofdstuk.
Ahornboom uit de Levant met Klim - op
Bladen wordt deeze van T o ü r n e f o r t g e -CretUum.
ty teld. Ik kan echter niet zien, dat die Kruid- fcl^ vant'
kenner daar toe betrekt den Kandifchen o f Kre-
tifchen Ahorn van A l p i n u s , als een by-
zondere Soort daar onder geplaatst, en verge-
leeken met dien, welken B e l l o n i u s op ’t
Eiland Kandia waarnam , zeggende daar van,
,, de Ahorn, op koude Bergen groeijende, van
„ het Landvolk Asphendannos genaamd, heeft
,, op den Berg Ida het Hout meer gekruld ,
„ dan op eenige andere plaats.” Waarfchyn-
lyk wordt daar mede ilegts de gewoone Groo-
te Ahornboom bedoeld , en dus geenszins die
van A l p i s ü s , welken die Autheur kreeg als
een klein Gewas , met ruige Steelen , dat na-
by fcheen te komen aan den Efchdoorn van
Montpellier , dien D a l e c h a m p , zegt h y ,
aldus geheten heeft , en befchryft „ als een
„ Boom van maatige hoogte , met de Takken
,, taamelyk uitgebreid , de Schors eenigermaate
„ paarfchachtig hebbende, en het Blad naar dat
„ van
(A) Acer Foliis trilobis integerrimis pubefcentibus pererman-
tibus. Mil l . Di£i. 10. Acer Orientalis Heder® folio. Tournf.
Cor. 43. Poe, Oriënt. 191. T. 85. Acer Cretica. ALP. Exot.
9. T. 8. DU Ham. Arbr, I, p. 28. T. 10. f. S.
Pp 5
II. deel. III. Stuk»