'Af d e e l .
XIX.
H oofd-
Stük,
'Tamme
Pynfatm.
Be Bloem-
trosfen.
de om 'een Spil geplaatst, en tusfchen zig de
Zaadkorrels bevattende , die men Pyn - Nooten
noemt. Men kan deeze Pyn- Appels naauwlyks
door eenig geweld o f Werktuig aan Hukken
krygen: maar, aan ’t Vuur gelegd, gaan de
Schubben van elkander , en dan vallen ’er de
Zaaden uit, die men ook wel Amandelen noemt.
Het zelfde gebeurt door de rypwording deezer
Vru gten. Z y hebben in de gewoone Tamme
Pynboomen insgelykseen harde en als Steenachtige
Schaal, waar binnen zy eene Pit bevatten ,
die niet onaangenaam van Smaak is. In Italië
worden z y , zo R a y verhaalt, opgezet onder
de Nageregten, De Harstachtigheid van de
Vrugt , die aanmerkelyk is , kleeft evenwel
deeze Pitten aan, en daarom wordt een uitmel*
king van dezelven, of ook het enkele gebruik,
dienftig aangemerkt in Borstkwaalen en tot ver-
zagting van de fcherpheid in ft Wateren. Het
Water, van de Pyn * Appelen gedeftilleerd , is
famentrekkende, zo wel als de Bast en Bladen,
in Afkookzel o f Aftrekzel gebruikt.
Ten opzigt van de Mannelyke Bloemkatten,
welken de Pynboom in groote regtopftaande
Bosfen o f Trosfen by elkander draagt, merkt
T o u r n e F o r t aan , dat deeze Trosfen uit
een menigte van Topjes famengehoopt zyn ,
die zig als een klein Hartje vertoonen , en,
door ’t Mikro.skoop gezien , ieder twee Hokjes
hebben, waar uit zy een Meelachtig Poei-
jer ftrooijen, dat uit halfmaanswyze Bolletjes
bebeftaat.
Dergelyke geteldheid der Mamelyta
Bloemen nam die Kruidkenner ook m de Den XIX.
nen en Lorkeboomenwaar. L inn JEüs, on- Hoofd-
dertusfchen, fchryft aan dit Geflagt veel Meel- Tamme
draadjes toe, die van onderen tot een Kolom-
metje zyn famengegroeid, ’t welk aan den Top
verdeeld is , met regtopftaande Meelknopjes.
Anderen merken aan, dat de Meeldraadjes uit
een gemeenen Houtigen Vezel voortkomen ,
welke het gezegde Kolommetje, daar T our-
n e f o r t niet op gelet zal hebben , zal zyn.
De Kelk zou, volgens den Ridder, uit vier
Schubben beftaan. Het gene de Heer H a l l e r
dien aangaande aan T o u r n e f o r ? toefchry t ,
vind ik by denzelven niet. Uit den gemeenen
Spil zoude tweehokkige Schubben voortkomen ,
gevuld met twee Meelknopjes (*>
(3) Pynboom met drievoudige Bladen.
iii.
Pinus
Tada.
Z w a r t e
Dit Kenmerk onderfcheidt den Noord- Ame- Pynboom.
rikaanfchen Pynboom , die ’er de Zwarte o f
Pek - Pynboom , en ook wel de Wïerookboom getite
ld wordt, volgens B a n i s t e u . Evenwel
(*) Differt ab Abiete Conis masculis in fummis Ramts
confettis , fub quolibet (feil. Cono) Squam* funt aliquot,
quatuor facit LiNNfflUS. Ex comrauni Axi Squam* btlocula-
res, duabus Antheris fartx TOURNF. HALL. JIÜv. P- I+9'
(3) Pinus Foliis ternis. GroN. Virg. Uï- Knus Virginia-
na tenuifolia tripilis &c. PLUK. Alm. 297- RAJ- ^ tK^r- **
Pinus Foliis longisfimis ex unâ thecâ ternis. Cold. Novtbr. zzu.
II, DltL. III. STUK*