Afdeel van deezen Boom is iedereen be-
^ hend 3 zo wel als de figuur der Bladen, met
H o o f d - welken men dikwils die van andere Boomen
SrVjvite- ver£eIyk£ 3 en deeze worden altoos verPaan ,
teem. ^ wanneer men van Folio, Saligna fpreekt, Z y
zyn lang en fmal, aan ’t end fpks, en volmaakt
Lancetvormig, doorgaans düidelyk, doch fom*
tyds zeer fyn getand; van boven bleekgroen,
van ónderen wi t , en aan die zyde is de Fluweelachtigheid
meest zigtbaar, welke fomtyds
van boven geheel ontbreekt. Dikwils vindt
menze , wederom , met een Poeijer bezet,
dat Wolachtig is en ’er afgaat door ’t behan-
^ en* Wyfjes-Wilgen hebben de Bladen
wat glanziger en groener dan de Mannetjes,
in welken de Katten geëlachtig zyn, omtrent
een Duini lang, bePaande uit ruige bruine
Schubben , 'ieder met twee Meeldraadjes, die
paarfche Knopjes hebben en een geel Stuifmeel
Prooi jen. Ook is hét Hönigbakje van
deeze Bloemen geel.1 De Wyfjes - Katten bespaan
uit groenachtige-Vrugtbeginzels, dieZaa-
den met Pluis uitléveren. ' ‘
De Wilgen hebben haaren Neerdukfchen ,
zo wel als haaren Latynfchen naam , -Salix ,
van den weeldigen o f gewilligen Groey : dewyl
men naauwlyks Geboomte vindt, dat zo ge-
makkelyk voort te teelen is , zig zodanig met
allerley Gronden en Standen kan behelpen, en
zo fchielyk opgroeit tot eene aanmerkelyke
hoogte. Men zonde hetzelve wel, uit aanmerking1'
king van zyne behendige weerpandbieding aan jj,
de kragt der Winden , den Europifchen Palm- Afdeel-
boom mogen noemen*. Daar de Ypen en an- Hoofd-
deren, voor Orkaanen, als het Hoofd buigen,stuk^
zig omkrommende om dezelven te ontwyken:^ ***&-
ziet men naauwlyks ooit een W ilg , hoe zeer * z*ie n.
op den Wind Paande, en hoe hoog o p g e fch o o -^ STUK«
ten, fcheef gegroeid. Hier in munten de
Witte Wilgen ver boven de Roode uit. De
Engelfche naam Wïllow en de Duitfche Wey-
den, zyn beiden met den Neerduitfchen naam
overeenkomPig. Men voegt ’er zekere woorden
b y , tot onderfcheiding, gelyk wy in onze
Taal; ’t zy naar de Kleur, naar de manier van
Groeijing o f naar ’t gebruik: wordende dus deeze
gemeene Wilg van de Duitfchers Weisf W e j'
den , Baum-Weyden, Pfahl- JVeyden, o f zelfs
ook Wïlgenbaum genoemd, in ’t Franfch San*
le. De Sweedfche naam van deeze Soort is
Phil 3 en de Karniolifche Verba o f Vuërba ,
wordende de Wilgen Bladen aldaar Verbauza
genoemd , zo de Heer Doétor S c o p o l i aantekent.
Deeze Boom is het, dien men bedoelt, wan- Het
neer ’er van Wilgen - Hout gefproken wordt : ^ ten*
want dezelve levert Stammen van aanzienlyke
dikte uit, die echter dikwils, als hy aan ’t Water
groeit, van binnen hol zyn. Anderszins
kan men deeze Stammen tot veelerley Werk
bezigen , inzonderheid daar Hout yereifcht
wordt, ’t welk niet ligt barst o f fcheurt. Om
G g 5 die