II. je. P l u k e n e t i u s fpreekt van een Swa-
.Afdeel, o f Poolfche Berg-Genever, die gemeen
H oofd- zou zyn op de Heijen van Nederland. De
sifüK. Heer H all er vondt, zo welals L i NNiED s ,
iom. g een genoegzaam verfchil tusfchen deezen Al»
pifchen en den Gemeenen-Geneverboom, om
daar van een byzondere Soort te maaken. Z y
wórdt Ömtrent een Elle hoog en legt met de
Takken meest op den Grond, hebbende een
zo Herken Re u k , dat het Engellch Landvolk
haar ook wel Savelboom noemt*
7«JI'rw Jeneverboom met drievoudige uitgêfpfti-
Oxyctdrus, de gejpitjle Blaadjes 9 die korter dan de
acSfg“ ' Btsf en zyn-
D e e z e ,b y C l u Si u s Öxycedrus genaamd ,
wegens de Stekeligheid der Bladen, verfchiït
weinig van den Gemeenen Geneverboom, dan
daarin , dat de Besfen zo groot als Hazelnoo»
ten zyD. Ik vindze , e ch te r , in zyne A f beelding,
niet korter dan de Besfen- ja hy zegt
’er zelfs van, dat z y een weinig langer dan in
de Gemeene Geneverboom zyn , fcherp, en
met
C2) Juniperus Foliis tertiaris, patentïbus, Bacclbrevioribus.
Gouan. Monsp. j®9. Juniperus Foliis quaternis patentibus fu-
bulatis niucronatis. SAur. A S. Monsp. i 743. Juniperus Fol.
quaternis fubulatis pungentibus. Royen Lugikat. So. trinervii*.
SAW. Monsp. i 59. juniperus major Bacca rufescente. C. B.
Pin. 4S9. Öxycedrus. Clüs. Ui ft. i. p. 3S. Rar^ f l0.[
TOURJïF. lnfl. st». BOD. Pompt. ï j 3. B0D< Kruidb. i is s .
triet haaf driéën b y malkander groeijende. Som- II.
migen hebben ’er vier by elkander waargeno- x jfL*
men. D e Groeyplaats is in de meelle Land-HooFD-
ftreeken van Spanje en Languedok, die eenen STUK‘
Steenachtigen Grond hebben.
Het is een Gewa s , dat veel naar den Ge*
neverboom gelykt , en fomtyds ook groote
Boomen uitlevert, met Stammen zo dik als
een Man om zyn Middel, waar van het Hout,
even als dat der GeneverboomeD, daar zy on-
der"vermengd groeijen, tot de Timmeragie
gebezigd wordt. Hier uit kan men begrypen,
waarom B a u h i n u s deezen Groote Geneverboom
met • rosachtige Besfen, tytelf. D e Vrug-
tep, naamelyk, eerst groen , dan geelachtig ,
worden eindelyk, ryp zynde, rood, en hebben
dan fomtyds de grootte van een Hazelnoot,
zynde bezet met zekere Schubbige Knobbeltje
s , en bevattende drie o f vier ongelyke Pitten
, grooter dan die der Genéverboomen, van
binnen met een wit Merg.
In eigenfchappen komt hy ook veel met de De Gom.
anderen overeen. Men krygt van deezen, zodmckge.
wel als van de Gemeene Geneverboomcn, o f ‘w:itnd.
ook van eenige der volgende Soorten, de vermaarde
Gom - Harst, Sandarack genaamd, welke
, in de Zuidelyke deelen van Europa , van
zelf o f door Infnydingen , uit de Schors vloeit,
De gedagtc haam is van de Arabieren afkomflig:
men noemtze anders Gom o f Harst van den
Geneverboom, en ook wel V e r n ix , om dat z y
M m veel
II. Deel. lil. Stuk.