34 S Eeni iuizige BooMEtk
U' Vrankryk zelfs grooter en kleiner teeltj^aan
A fdeel, byzondere Boomen, Dus zyn de Blaifche Kart
H oofd. ^ en8en j wegens haar^-- lekkerheid , ook by ons;
stu k. vermaard, In ’t Lyonnois vallen ’er die zeer
Kaftarji- goéd zyn , de besten in ’t Dauphiné, en men
Bom' heeft ’er aanzienlyke Bosfchén: van , zelfs in
Bretagne. Zodanigen komen ook in ’t Kanton
van Zurich , in Lotharingen en den Elzas aan
den Rhyn , en elders voor, In de middelde
deden van Vrankryk, als ook in verfcheide
Bergachtige Gewesten van Spanje, Switzerland ,,
Savoije en Italië ,. maaken zy het voornaarafte
Voedzel der Inwooneren uit. Sommigen hebben
verzekerd, dat menze aldaar tot Meel maak.
d e , waar van dan Brood gebakken werd; doch
dit wordt van anderen tegengfefproken,
De Kar- ’ t-Is ligt te gelooven, dat in fchraale Lands-
ftengen. bouwen , waar men overvloed van deeze Vrug-
ten heeft, de honger nooit dezelve» fpaart. Zio
hier , hoe zy doorgaans in die Landen bereid
worden, Eerst fchilt menze geheelenal , dan
droogt menze volkomen, door middel van Vuur,
en maakt ’er dus een Voorraad van te hebben
tegen den Winter ; .als wanneer deeze gedroogd
de Karftengen gemeenlyk in een Ketel , met
Varkens - Vleefch en Spek, gekookt, en dus als
Bry, o f bp de manier van Aardappelen, gegeten
worden, Men braadtze ook tot verandering
wel in de heete Asfche, of in een Pan,,
gelyk by ons gefchïedt. Die flegt o f ondeugend
zyn , o f ’t gene men ’er te veel van heeft ,
wordt
M O N O I K I A. 347
wordt de Zwynen of andere Beeften voor ge« II.
^ A fdeel. fmeeten, xix.
Zeker is ’t , dat de Karftengen, hoe ook be-Hoofim
reid , zwaar om te verteeren zyn , geevendeSTUE* _
veel grof Voedzel: weshalve zy niet dienen danj^*-**“
voor fterke en aan den Arbeid gewoone Men-
fchen. Die minder fterk zyn o f een zagtvoerig
Leven leiden , behooren daar niet tot verzadiging
van te eeten. Inzonderheid zyn zy voor
de genen die den Steen hebben, o f van Kolyk-
pynen en een Kwaade Maag gekweld worden ,
fchadelyk. Zy maaken, naamelyk, ligt Verftop-
pingen door haaren famentrekkenden aart. Het
Afkookzel van dezelven, met den Bast, kan,
uit dien hoofde tegen den Loop dienen. Het
raauwe Meel o f Poeijer der Karftengen, met
Honig gekookt, en gemengd met Zwavel tot
een Conferf, is voor de Bloedfpuuwing, Hoofden
andere Borstkwaalen dienftig. De uitmelking
van Karftengen en Papaver - Zaad , met een
Afkookzel van Zoethout, kan fomtyds de fcherp-
beid in ’t Wateren wegneemen. Een Pap van
dezelven gemengd met Garfte - Meel en Azyn,
doet door uitwendige oplegging de hardheid der
Borften van ’t geftremde Zog verdaan. Men
wil ook, dat z y , met Zout geftampt en gemengd
met Honig , ter plaatfe daar men van
een Dol Beest gebeten is , ge-appliceerd, da§r
tegen van goede uitwerking zyn zouden.
Het Hout van deezen Boom volgt, in duurzaamheid
en hardheid, aan het Eikenhout. Men
Verin
Deel. III. Stuk.