reepjes, kort gefteeld, zittende by paaren aanAF” *EL
e enden der Takjes. D e Bloemfteeltjes zyn XXI- *
orten dik, veeltyds driebloemig: de Bloemen H o o f d -
root en zeer bevallig , uit zes RoozekleurigeSTÜK*
laden famengefteld, in het W y f je een Vrugt- Lym em'
eginzel bevattende , met zeven, agt o f negen
tempels, zonder Styl , en een Honigbakje, ’t %
zeik, met alle de Teeldeelen, door zeker Lyme-
t ig helder Vogt bedaauwd is. Het geheele Ge«
' as is vol van een zeer taay, Balfamiek, groen-
chtig Sap , dat door blootftelling aan de Lugt g wordt, en waar van de Indiaanen gebruik
aaken als van Teer , om hunne Schuitjes o f
anoos te beftrykeh. Deeze Soort kwam hem
*p St. Domingo voor.
O ) Lymboom met ongeaderde Bladen en vyfbladige
Bloemen.' alba.
° Witte.
Deeze S o o r t.vondt zyn Ed;. in dè Bosfchen
an Martenique. Z y verfchilt yan de voorgaande
byna alleen door de Bloemen, die geen
zes- maar een negenbladigen Kelk hebben, en
daar in v y f Bloembladen , wit van Kleu r, ert
ïllen die hy ’er yan waargenomen hadt, twee-
flagtig. De Vrugt is langwerpig E y ro n d ,
doch ftomp v y f o f zeshoekig, en van binnen
ook
(? ) Clufia Foliis aveniis, Corollis pentapmlis. JAC(^ Amer,
34. Hiß. 271. T. 166. Clufia Blote albo, Fmótu coccineo,
Plum. Gen. z i. Ic. 87. f. I.