il. uit een enkele Knop, geélachtig vah Kleur; ais
ook door de ruige Katten, van de zelfde grootte
H oofd» en gedaante; doch daar van 1 verfchilt, doordien
stuk* (je Takken niet purper maar bleek «rosachtig
i z yn 5 en de Bladen aan de bovenzyde uitge-
groefde, geen verhevene Adertjes hebben; met
uitpuilende Klieren aan de Blad deeltjes. Ook
bloeit hy vroeger en hééft meer . Galletjes op de
Bladen j dan de volgende Soort.
n. (2) Wilg met gladde getande Bidden en drieirfaKdrU.
mannige Bloemen.
priemanni^
e' De Heer H a l l e r deeze Wilg in Switzcr-
land waargenomen en genoemd hebbende, Wilg
met Lancetswys oyaale , ivederzyds gladde, ge*
tande Bladen, die een byhangzeltje hebben; kwam
de zelfde Soort ook aan den Heer G m e l i n ,
in Siberië , vodr ; doch was daar klein , den
Stam naauwlyks een Duim dik hebbende , , mét
een Afchgraauwe Schors, en dikWils zonder
Schors; de Mannetjes Katten een óf twee Duim
lang, uit Schubben beftaande met drie Meeldraadjes,
aangenaam van Reuk. Men oordeelt,
dat het de buigzaame Wilg met geoorde gladde
Bladen zy van R A y , welke. Autheur daar in
waargenomen heeft , dat het getal der Meeldraad
« 2
(2) Salix Foliis ferratis gläbris , Floribus triandns. Syst*
Nat. XII. Pig. XIII. Salix Foliij elliptico- lanceölatis &c.
Hall. Hctv. is2. Gmel. Sit. i. p. 1 T . 34. f. 3. Sa»
lix Folio auriculato fplendente flcxilis, Rat. Hiß. 1420,
draadjes drie i s , in deeze Soort, en dus kan H.
dezelve, met regt, Dnemannig worden gety- xx.
teld. Z y behoort tot de Bind wilgen en bly ft Hoofd*
meest Heefterachtig.
(3) Wilg met gladde getande Bladen en vyf - ^
mannige Bloemen. *mandra.
° Vyfmanni-
: g e o f Lau-
De gemeene roode Wilg, die in ons Land opncrbiadige*
veele plaatfen aan de Waterkanten groeit, komt
hier in aanmerking. Z y is door de gladheid en
breedte haafer Bladen , die naar Amandel- en
zelfs fomtyds naar Laurierbladen gelyken, van
de anderen wel te onderfcheïden. R a y noemt-
ze de Laurierbladige zoete Wilg , om dat de
Bladen aangenaam van Reuk zyn , doch de
Bloemen hadt hy niet onderzogt. De Heer
H a l l e r getuigt o ok , dat hy het getal van
v y f Meeldraadjes, in deeze Soort, zelf nog
niet gezien hadt. Hy zegt dat de Rysjes Bloedrood
; R a ï dat de dunfte zwartachtig zyn.
S c o p o l i fchynt deeze Roode Wilg in Kar-
niolie niet aangetröffen te hébben. Ook is dezelve
door K r a m e r in Ooftenryk niet gevon.
(3) Salix Föliis ferratis glabris, Flosculis pentandris. Hort.
Clijf. 454. Ft Suec. 7jxi. 879. Gmel. Sik. I. p. 153. T. 34*
f. i. Salix vulgaris tubens C. B. Pin. 473. Salix penrand«.
F lo r . Lapp. 370. T . 8. f. 2. Salix Folio Laureo f. latoglabro,
odorato. RAJ. Hiß. 1420. Salix ipontanea, Folio Amygdalino,
fiagilis non äuriculata. J. B. Hiß. I. p. 214.
11* deel» in, Stuk»