ii.
A fdeel.
. xx.
H oofdstuk.
'Trompet■
beorii.
4 7 8 ÏWEEHUI ZI GE Boo Mfcih
l, te' van dertig o f veertig Voctebi De Stam
3) en de Takken, die hy weinig heeft, zyn op
„ verfchillende afltanden met Ringen gezoomd ,
, , wélke met- dwarfe middellchotten ftrooken.
Daar tusfchen zyn zy t’cenemaal hol, zonder
„ eenig M e rg ; weshalveh de Hukken van den
, , Stam . als men de middelfchotten weg doet,
j, niet kwaalyk naar Kanonnen o f Mortieren én
33 dè Takken naar Bazuinen gelyken. Hierom
s, noemen hem dè Franfchen Bois a Canons of Ge-
„ fehutbööm, de Engelfchen Trompeiboom. Zel-
, , den, echter, is de Stam eeh Voet dik: doorgaans
'M veel dunner : de Schors Witachtig hebbende.
De Bladen komen meest omtrent tien in ge-
j j tali digt by elkander, aan de enden der'Tak-
3, ken- voort. Als hy ’er nieuwen krygt,' gaan
„ de ouden weg. Ieder Blad is , voor zyne
„ uitbreiding-,- met een- Kegelachtig gcfpitst
„ Vlies dat 'aan de gehééle zydé overlangs gaapt
3, en afvalt, bekleed. Zy zyn zeer groot, ge-
„ naveld * rondachtig , van boven ruuw, van
„ onderen mét een gryze Wolligheid b e z e t;
, , hoewél damiddelrib niettemin, én dè groote
„ Aderen , oök aldaar ruuwachtig blyven. Zy
3, hebben meer dan een Voet middellyn en zyn
„ ten hal ven in zevenen gedeeld, met ovaal- en
„ ftömpachtige, effenrandige Kwabben, demiddelfte
grootst, de zydeliiigfen allengs verklei-
,, nende, de hoeken dèr infnydingen flonip: Zy
„ zitten op Steelen van andcrhalven Voet, die
,, rond , geftreept- en ruuwachtig zyn. Het
„W a nt
Deel. UI, Stuk»
Waterige Sap, dat zy bevatten, wordt in de II.
,j open Lugt zwart, eü maakt Ieelyke Vlakken Af° eel*
j, in ’t Linnen. Van den Boorhgeplukt, droo-HooFi>(
, gen zy aanftonds uit, krullen om en wordenSTÜK*
,, broofch. De Vrugtmaaking van deezenBoom 'f0rQom?tt'
, , is zeer moeielyk waar te neemep., Pm dat de
Bloempjes zo klein Zyn en zo digt in malkan-
33 der zitten*, Ik heb aan het, onderzoek der-
3, zei ven Luren belleed, en -èr.myne Oogen 3
,3 door Vergrootglazen, dikwils mede vermoeid*’’
De Heer L o e f l i n g fchynt daar in beter
gedaagd, te zyn; des ook onze Ridder de Kenmerken
vafi deezen Boom,- moóglyk nooit ih dé
Kruidtuinen van Europa gezien % van hem ont.
leend heeft. Dezelve heeft waargenomen , dat
de Bladen daar, van tot Spyze llrekken voor dé
Dieren 3 die men Luijaards noemt. De Veer-
kragtige Gom , die men gemeenlyk Gom van
Gayenne noemt, zou van deezen Boom komen3
naar ’t gene L i n n ^ us , uit de belchryving
van C o n d a m i n e , heeft begreepen (*j.
Deeze Gom o f Harst, volgens de Landtaal yeerkng.
Cahoutchou genaamd, laat,zig tot Potten, Fles-HSaLt?°m’
fchen en andere Vaten vormen, die tegen ’t
Water beltand en, niet breekbaar zyn. Aan'de
Rivier der Amazoonen is zulks] door gedagten
Heer waargenomen. De Indiaanen van Mexi-
ko hadden dergelyke Gom-Harst, waar van
zy
£*) Mentlifa altsra, p,
U, Deel» III, Stuk,