ÏX, ( i ) Pterocarpus met gevinde Bladen.
Afdeel.
XVI
H oofd. Dit is de geile, daar ik te vooren, in de
stuk , befchryving van den anderen Draakboom, ge-
Purtcar- wag van gemaakt heb (*). Hy voert den zelfva*
Draco. dgn bynaam , om de zelfde reden , naamelyk
dige.nbh' dat hy een roode. Harst, Draakenbloed genaamd,
uitlevert: L o e f l i n g nam hem in
Zuid-Amerika waar , en meent, dat de Oost-
indifche een byzondere Soort van dit Gellagt
zy. Het is deeze, welken C o m m e l y n In-
difchen Draakboom, die Peuldjaagende i s , met
Popelierbladen , getyteld heeft, zynde de Lin-
goa Boom van R ü m p h i ü s , welke gerekend
wordt onder de. hooge Woudboomen, en waar
van men het Hout, in Indie, veel tot Timmer-
èn Schrynwerk gebruikt. De Bloemen van
deezen Boom zyn geel en zoetruikende, byna
als de * Muurbloemen o f geele Violieren : de
Vrugten zyn platte kromme Haauwen , van
grootte als een Ryksdaalder, veel naar die der
Se- (i)
( i ) Pterocarpas Foliiï pinnatis. Syst, -.Nat- Veg. XIII.
Pterocarpus. Syst. Nat. XII. Tom. II. Gen. 8J4- P- 473.
Mat. Med. $22. Draco arbor. I oefl. hin. p. 266. Draca
arbor Indica filiquofa , Populi folio. Comm. Hort. Antfi. I,
p. 213. T. 109. Lingoum. RUMPH. Amb. II. p. 10$. T, 70.
JAGQ^ Amer. Hiß. 283- T, I83- f. 92.
(*) zie t voorg. II. Stuk. , bl3dz. 229. De Draakboom,
aldaar befchreeven , die in deeze Landen wel voort wil, in
de Winterhuizen, heeft in onze Amfterdamfe Hortus Medicus
thans dè. hoogte van veertig Voeten,
D ï a d e l p h i a . 167
Senebladen gelykende, en bevattende in ’t mid- II.
den eenige langwerpige Zaaden. Het Hout is
ïnsgelyks aangenaam van Reuk, doch zeer on-Hoofd;»
gelykvan Kleur, ten deele wit, ten deelerood;.STUK*
gelyk men ook een witten Lingoa - Boom heeft,
wiens Hout geheel wit is: doch alle de Soorten
geeven uit de gckwetlle Schors , inzonderheid
aan de Takken, een licht-rood Sap, ’twd k
dun i s , doch wel dra Rolt tot een heldere Gom,
die donker - rood befterft, als gcRokl Bloed ,
zynde ongemeen famentrekkende j en derhalve
behoorende tot het zogenaamde Draaken - Bloed.
Het roode Hout van deezen Boom is wegens
zyne fchoonheid in groote achting , by de In-
diaanen zo wel als by onze Natie.
De Heer J a c q u i n , die , wegens de gedag- Dfaaken-
te Gom, aan deeze Soort den bynaam van 0 #i-B oed’1
cinalis geeft , merkt aan, dat het een Boom is
van dertig Voeten hoog, zyn Ed. in de Bos-
fchen van het Eiland Tierra Bomba voorgekomen,
doch waar van hy geen Bloemen o f Vrugten
hadt gezien. Het Hout was wit en vast,
geevende geen de minfte Harst; de Schors dik
en rosachtig bruin , waar in , wanneer men dezelve
overdwars doorfneed, zig wel haast eenige
Bloedroode Stippen vertoonden: ja , de infnydin-
gen op verfcheide plaatfen maakende, was de ge-
heele Stam in ’ t kort bedekt met glinfterend
roode Traanen, die ’ër by nederliepen, wordende
in eenige Minuuten, inzonderheid als de
Zon heet fcheen, hard, en dan onder den naam
L 4 van