II. onze Nederlanden. In Switzerland komt hy M
Afdeel. wej daar ’t laag is' als daar ’t hoog i s , doch
H oofd- nooit op de Alpen, zelfs niet op andere Berg*
s tu k . toppen voor i zo de Heer H a l l e r aan-
Bttkebom. merkt.
Het is een hooge Boom, die niet zelden een
üitgellrekte ronde Kroon maakt; hebbende eert
dikken Stam, 'met veele Takken; De Schors
is effen ert Afcbgraauw, het Hout wit en hard j
de Bladen gelyken naar dié der Popelieren eenigs-
zins, doch zyn veel korter gedeeld en ronder;
zo dat meh dezelven misfchien eer met die der
Olmen vergelyken zou kunnen, indien zy niet
door hunne gladheid en kleinte daar van ver-
fchilden , als ook door hunne donker groene
Kleur; Meest is deeze Boom aanmerkelyk wegens
zyhe gefchubde Knoppen , fomtyds feeö
Duim lang , aan ’t endfpits , en zo fty f, dat
fommigen dezelven tot Tandeftookers gebruiken.
Hier aan kan men hem, zelfs in ’t midden van
den Winter , ligt van ander Geboomte onder-
Fcheiden ; maar in ’t Voorjaar verdwynen die
Knoppen, door hot ontrollen derzelven tot Bla-
derloof. Als de Bladen uitkomen , openbaaren
zig ook de Katten, die naar -ruige ronde Balletjes
gelyken, aan lange Steèlen hangende, en
uit Kelkjes famengefteld, ieder Van agt tot tiert
Meeldraadjes bevattende. De VrugtbeginzelS
komen, van de Bloemkatten afgezonderd, als
overendftaande Kwasten voort, en veranderen
in Eyvormige gefpitfte Vrugten > die -Houtig *
■ hard, en van buiten ftekelig ruuw zyn, en ryp n ;
wordende aan de Punt in vieren fplyten, zig Afdeel-
openende als een Bloem, en in ’t midden door-Hoofd-
.gaans twee driekantige Zaaden bevattende, van s t u k ,
•taamelyke grootte. Verfcheide van deeze
ten heb ik , voor eenige Jaaren, in de Dreef
voor ’t Priefelyke Lusthuis te Soestdyk, die uit
Beukeboomen beftaat, opgezameld.
Het voornaamfte gebruik , dat meö van denPot',Afc!* 0 van het
Beukeboom heeft, is de Brandftof van het Hout, Hout.
als ook, dat daar Pot - Afcb van gebrand wordt.
L i n NjEus fc.hryft zulks, daar aan toe , in
Sweeden, en H a l l e r , in Switzerland, zegt,
het gefchiedc van dit Hout byna alleen (*). Anderen
, ondertusfchen , verhaaïen, dat men in
Duitfchland de Pot- Afch brandt van Eiken*
Hout, enizpude de oirfprong daar van zyn, dat
men die eerst van Duigen der Weed-Afch
Vaten begonnen hadt te branden , van welke
Duigen, Clayelli, deeze Afch haaren naam zou
hebben , en om dat zy ook fomtyds van de
Scherven van Potten, daar de Weed-Afch in
was geweest, uitgeloogd werdt, Pot - Afcb genoemd
worden , of naar de Ketels, waar in
men dezelve kookte , Ketel-Afcb. Op die
wyze , zegt men, wordt in ’t Kasfelfche, als
ook by Leipzig , een groote menigte vervaardigd
, doch de meefte komt uit Poolen en
JRusü
(*) Materia firma , aci Focum optima, ex qul fete fola
Cineres Clavellati paramur. HALL. Helv, p, jfii.