2 4 V E E L M A N N ï G E B O O M E N.
II. zwaaren arbeid , pootten, en is dan tot Kis-
A fd eel . ten en ander Sehrynwerk zeer bekwaam.
Hoofd- De Ponna of Ponna- Maram van Malabar,
stuk» die mede hier toe betrokken wordt, is ook een
Boom van ongemeene grootte , wel negentig
Voeten hoogte en ongevaar twaalf Voeten dikte
hebbende,, met eene wyd uitgefpreide Kroon.
De Schors van den Stam is insgelyks zeer
rnuvv en zwartachtig , het Hout byna wi t ,
geevende een gedachtig, Lymerig,Sap uit, dat
door de Zonnefchyn tot eene Gom verhardt,
welke van fommigen Gutta Gamba is genoemd
geweest. De Bladen , niettemin, fchynen wat
ronder te zyn , als by die der Plompen vergeleken
wordende , dik , glad en glanzig, van
boven donker , van onderen bleek groen , en
op dergelyke manier, als gemeld is , geilreept,
met vergulde Randen , zuur van Smaak. De
Bloemen, naar die van de Hepatica zweemende,
zyn agtbladerig, wit, met geele Meeldraadjes,
zoet van Reuk. De Vrugten komen met dip
van den Bintangor - Boom van Water - Indie
overeen. Men w il, dat hy niet zeldzaam, drie
Eeuwen lang Vrugt draage.
».
Calopbyl-
■ lum Cala-
ka.
(2 ) Schoonblad - Boom m t ftomp Eyvmnigs
Bladen.
Dee-
Geele Gom
Appel- t
Hoorn. (2) CalophyUam Eoliis ovatis obiufis. Flor. Zeyl. 202 JACQ.
Hiß. 269. T. 16s. Hort. Cliff. zo6. RqYEN Lu&diat. 47<V
Ino-
«
Deeze Soort, waar van de Heer J. B u R*.
m a n n u s de Afbeelding gegeven heeft, de-
zelve door eene -in vieren gedeelde Bloem van Hoofd-
de andere Inophyllum onderfcheidende, is deSTUK*
Tsjerou - Ponna , dat is Kleine Geele Gom Appelboom,
van Malabar, dus wegens de kleinte
der Vrugten genaamd , die omtrent met onze
Kornoelje - Besfen ftrooken. R a y noemt den-
zelven daarom Malabarifche Kornoelje - ‘Boom
met Plompen - Bladen. Hy heeft den bynaam
uit den koker van Pater P l d m i e s , die hem
Calaba tytelde ; want hy komt ook in de West-
indiën voor , alwaar hy dus van de Wilden geheten
wordt. Op Martenique ishy zeer gemeen,
en wordt dus van den Heer, J a c q u i n be-
fchreeven,
„ Het is een hooge Boom , die niettemin
„ kort boven den Grond reeds Takken uit-
„ g eeft, weshalve men ’er, bekwaamelyk, tot
„ Haagen in de Tuinen gebruik van maaken
„ kan. De jonge Takken zyn vierkantig; de
,, Bladen Eyrond, Spatelvormig o f langwerpig,
„ Romp, aan het end uitgegulpt, effenrandig,
„ glad, ftevig, mét evenwydige dwars-Streep-
„ je s , kort gefteeld, gepaard , vier Duim lang.
,, Uit de Oxelen komen losfe Trosfen voort,
„ van een Duim langt'é, méést uit zevenBloem-
55 pjes
Inophyllum Flore quadrifido. Burm. Zeyl. T. so. Tsjerou >
Ponna. Hort. Mal- IV. p. 81. T. 39. Burm. Fl. Ind,
ï2o.
I 5
IJ. Deel. lil, Crus.