II.
A fdeel.
xx.
H oofd-
STUK.
ï.
ffunipirut
communis.
<5emeene.
538 T w EE Hu i z iGE .B oom e n.'
vindt voorgefteld door den beroemden T our-
n e f o r t , die om geen Wyfjqs - Bloemen in
deeze Plantgewasfen gedagt, eö dezclvcn onder
die Boomen geplaatst heeft ,-waar de Katvormi-
ge Bloem op denzelfden Stam van eene weeke
Vrugt is afgezonderd ; terwyl het öndertusfchen
zeker is , dat de Mannetjes en Wyfjes-Bloemen
op ondèrfcheidene Planten voortkomen.
Tien Soorten bevat dit' Geflagt, welke alte-
maal hier bèlchreeven moeten worden , als
volgt.
CO Geneverboom met driëvèudigè uitgefprei-
gefpitste Blaadjes } die langer dan de
Bezie zyn. ‘ • ■ fo.
Deeze Soort maakt den alom bekenden Ge-
neverboom uit, die in de middelftc niet alleen ,
•maar ook inde Noordelykc deden van Europa
cn in Siberië f gemeen is. Hy. ontbreekt ook
niet in de Zuidélyke deelen. Men geeft ’e r ,
in Italië , agtérvolgens den Latynfèhen naam
jfuniperus, -dien van Ginepro, in Spanje dien
3 .; :: N 1 •; van
( * ) Jtwperus Folüj remis patentibns jnucronatts , Baccä
longioribus. Syst. N«t. XII. Gen.U34. p. 660. Feg. XIII.
p. 749. Juniperus Foliis patentibns. Hort. Cliff. Agj. Fl. Saee.
J24: 9 i j . Mat. Mei. 465. Hall. Helv, 146. Gmel. Slb. ï.
p. isz. binerviis. Sauv. Mensp. Junipetus' vulgaris fruticofa.
C. B. Pin. 428. j8. Junipetus vulgaris arbor. C. B: Pin. 4SS. y.
juniperus minor montaua. C. B. Ka. 489. Omnps. Toubnj.
M i #*** 5%9' D0®- Pmpt. ssi. Don. Kruiii.
D I o I K I Ä. 5 3®
van Enebro, Ginelre en Zimbro, aan; noemen-■ ^
de hem ln Yrankryk Genieyre, in Engeland %
Juniper-Tree. De Hoogduitlche naam is Wadi-Hop* o-
clder , de SweedfchcEw&wrte, de Laplandfche5* ^ ^
Gaskes. Onder ons Landvolk , , op de Vel uw boom.
en in % Sticht, daar men dit Gewas op veplè
plaatfen aantreft ,, wordt het ook wel V*akel-
bessen en Dammeren - Hout getyteld.
By de Autheuren wordt van een laagen o f
Heeilerachtigen en van een Boomachtigen of
hoogen Gene verboom , als twee yerfcjiillende
Soorten uitmaakende , gefproken : doch het
fchynt , dat dit verfchil fiegts uit de Grocy-
plaats ontftaa. In Lapland gc.eft hy uit den
Wortel yeele verfpreide Twygen , die byna
langs den Grond kruipen , zonder een Boomachtigen
Stam ; doch op veele plaatfen van
Sweeden wordt het een groote Boom, z e g t onze
Ridder , die fomtyds de Geftalte van den
Cypresfeboom met een getopte Kroon, aanneemt.
De Heefterachtige, zegt de Heer Haloer
, komt in Switzerland meest voor in
Steenachtige Landftreeken ; de Boomüchtige in
Hoven en Bosfchen, en is aldaar taamelyk gemeen.
Men vondt ’er een -geheele Laan van
pp zekere Hofftede. In Spanje, tusfehen Sego-
yie en Madrit, worden het zo groote Boomen,
dat het Landvolk daar van Stylen en Balken tot
den Huishouw vervaardigt, zegt C r/u s i u s :
weshalve P l i n i ü s niet tén onregte gcfchree-
ven heeft, dat in Spanje de GeUeverboom eene
byt
e $
m
1
fa* ■ s . tT I
f E'LA.-v»fiNil lI
i £ H I
11
I