'AfdeÊ ^ e*nc Geneverboomen, die ook hun L o o f door
x x . ' den tyd veranderen, ware,* doch wanneer men
Hoojd- daar van Boompjes van byna egaale grootte ,
Genever- gclykalhier in*de Openbaare Kruidtuinen, heeft,
hm . zo toont z ig ., uit de verfchiliende manier van
Groeijing , Tak- en Bladmaaking, het onder-
fcheid baarblykelyk. In de Helmftadfche is ten
opzigt van deeze laatfle S o o r t, waar van een
Stam veele Jaaren niet dan Mannetjes - Bloemen
voortgébragt hadt, in ’t jaar 1761 waargenomen,
dat dezelve veele Vrouwelyken uitgaf en
vervolgens Besièn, naar die vati den Gemeenen
Geneverboom gelykende, droeg ( * ) .
ced e f' D e Heer K a l m merkt aan, dat de Engel,
lchen, in Noord- Amerika, zo wel als de Fran-
fchen in Kanada, deezen Boom Roode Ceder
noemden, terwyl de Sweeden ’er den naamvan
Roode Geneverboom aan gaven. Mooglyk zal
dit verfchil uit de Heefter- o f Boomachtigheid
öntftaan zyn. Het byvoegzel kwam van de’
fchoon roode Kleur des Houts. „ Eerst op-
„ fchietende (zegt h y ,) gelykt dezelve taame-
, , lyk naar onzen Sweedfchen Geneverboom ,
„ maar , wat grooter geworden zynde , krygt
j , hy geheel andere Bladen. D e Besfen ko-
, , men , zo wel in figuur als in Kleur, met
j , die van onzen Sweedfchen overeen, doch
zyn
(*) Het zelfde hadt men daar gezien in de Maftikboom,
als hier voor gemeld is. Faek. Hort, Helmie. bl. 438.
zvn gemeenlvk met volkomen zo g roo t, of- R» 5, & J 0 AFDEEli
g fchcon deeze roode Genever de hoogte van Xx.
„ een grooten Boom bereikt. Meest vindt H oofd.
* men hem op hooge kanten van Riv ie ren, S™K*
„ als ook op dorre Zandheijen , groeijen , bom.
■ even als onze Sweedfche Geneverboomen,
en hy wordt daar bykans zo groot als de
hoogfte Dennen. Op omtrent vierenveertig
en een halven Graad Noorder Breedte
was de Noordelykfte plaats, daar ik hem
wild heb aangetroffen , doch op een E i-
„ land by de Stad Montreal in Kanada, al-
„ waar hy geplant was , wilde hy zeer wel
„ voort.
„ Onder alle Soorten van H ou t, aldaar val-Duurzaam
„ l e n d e , werdt dit voor het duurzaamfte, en
„ minst aan de verrotting onderhevig zynde *
„ gehouden. Men verbeeldde z ig , als een Koe-
„ v o e t , te gelyk met een Paal daarvan , in den
„ Grond geflagen werd , dat dit Yzer eer ver-
„ roeften zoude dan die Paal vergaan. Op vee-
le plaatfen zyn ’er de Hekken zo wel van ge-
„ maakt als de Paaien. In Nieuw Jork heb ik
„ taamelyk groote Jachten ge zien, die daar van
„ gebouwd waren , en tot Dakfchindels is dit
, , Hout ook voortreffelyk , doch Op plaatfen
„ daar deze Roode Ceder niet zo overvloedig
„ g ro e it, noch zo hoog wordt o f zwaar van
„ Stam; gelyk in Penfylvanie: neemt men daar
„ toe het Hout van den zogenaamde Witten
J»5 Ce