II* deeze berisping van den Heer H a l l e r nieh
^ m EL*-^en ^an daaromtrent de fraaije afbeelding ,
Hoofd- welke de vermaarde T o u r n e f o r t van de
stuk. Bloem- en Vrugt- deelen deezes Booms aan ’t
licht gegeven heeft, befchouwen * en zyne om«
Handige befchryving, daar van, geeft veel opheldering
aan deeze zaak (*).
veifchei- In Sweeden , daar men hem Biörk noemt,
den heden. j,omen >er aanmerkelyke Verfcheidcnheden van
voor. Behalve de gewoone Berkeh, zyn aldaar
die de Bladen ronder en de Takken altemaal
neerhangende hebben 3 deswegen Harigberken
genaamd : ook met een wit, breeder , gefpitst
Blad, en die het Rys zeer broofch hebben, met
zwartachtige Wollige Bladen j Glasberken hee-
tende. Men Vindt ’er een Steen-Berk, met
langwerpige Bladen, en laage o f Struikachtige-
Berken i die op de toppen der Bergen groei jen ,
hoedanigen men ook in de Elzas en elders aan-
trefté In Lapland hadt men dergelyken , als
gemeld is, wordende de Berkeboom aldaar, in
*t algemeen, Saoke genoemd. In, Rusland en Siberië
i alwaar het tot aan Kamtfchatka toe een
der gemeenfte Boomen is , nam de Heer G m e u
n ’er drie Verfcheidenheden van waar: ééné
hadt de Opperhuid van den Stam donker bruin , ,
en wel met een effene o f ruuwe Schors: een
andere was laager met korter en dikker Takken:
een
(*) Öe gedagte Afbeelding vindt men in zyne lnfl. Rei
Herb. Quarto. T. 3 So , en de befchryving. Hiß. des Pltot,
Vtv. Pmr'u. p. si.
ien derde , groeijende op Steenachtige Gron-
den, aan de Rivieren, in ’t Water, hadt de Afdeel.
Katten niet alleen , maar ook het Gewas, in .
alle opzigten veel kleiner, en de Bladen rond- stuk.
achtiger, doch niettemin gefpitst. Van deeze Witte
laatfte, die twee o f drie Ellen hoog groeit * geeftBe ^
zyn Ed. de Afbeelding.
Zekere Natie van Tartaaren heeft , volgens
zyne waarneeming, als het onweert, een groo-
ten fchrik voor de Berkeboomen , waanende
dat de Donder daar tegen aan Ruit, als Hebbende
het Opperwezen vermaak in op dezelven te
bonzen. De Laplanders , in tegendeel, nee-
men, zo L i nn u s aanmerkt, in zulk Weer
hunne toevlugt tot deeze Boomen, als o f die
Hun daar voor befchutten konden. De oirzaak
van het een en' andere zal waarfchynlyk daar
in te zoeken z y n , dat men in veele Landftree-
ken van hét Noorden geen andere Boomen
h e e ft, en dit laatfte is ook wel de reden wan
het menigvuldige gebruik , dat ’er in die Gewesten
van gemaakt wordt.
De Berken zyn in de Geneeskunde vermaard> Gebruik,
wegens het Vqgt,dat uit hunne gekwetfte Stammen
of Takken zypelt. Tegen ’t end van den
Winter , naamelyk , beginnen zy even als de
Wyngaafd, wanneer die te laat gefnoeid wordt,
te traanen, en dan loopt ’er fomtyds, uit éénen
afgefneeden Tak,- wel agfc o f tien Ponden Vogts
op éénen dag (*). D e Herders maaken hier
van
( 9) Geoffr. Mat. Md. Tom. m . p. ip o ,.
R