II. Prismatieke Lighaampjes, die taamelyk groot
A fdeel. en f j aaj rjg zyn} ( Stigmata) Stempels genaamd.
H oofd- De Vrugt is , gelyk men dezelve by C ziet
stuk. afgebeeld , van figuur byna als een Meloen,
boom°en~ hebbende de langte van één o f anderhalven
De vruct. V o e t , de dikte van vier tot zes Duimen, en
hangende aan een ronden Steel, die twee Voeten
lang is en een Duim dik. De Bast is
Houtig, byna een Kwartier Duims dik, en bekleed
met een groene Wolligheid, welke ’er af
gewreeven zynde , dan vertoont de Vrugt zig
zwartachtig , met eenige ondiepe Sleuven overlangs
, en dus byna als een Meloen geribd. Zo
veele Ribben als ’er zyn , zo veele Kamertjes
komen ’er , by het dwars doorfnyden, in dee-
ze Vrugt voor. Vliezige middelfchotten, naa-
melyk , die in den As famenloopen, verdeden
deeze Vrugt overlangs, en. maaken Afdeelingen
als by D , die , terwyl dezelve nog frisch en
vogtig is , gevuld zyn met eene Spongieuze zelf-
ftandigheid, wit van Kleur , in welke de Zaa-
den zitten § maar , als deeze Vrugten oud en
verdroogd zyn , dan zyn niet alleen de Middelfchotten
van den As der Vrugt afgeweeken, en
hebben de figuur van een Sikkel, maar de wee-
ke zelfftandighqid is verhard , en maakt Klompjes
met Draadjes als by E , waar in het Nierachtige
Zaad F vervat is met zyn eigen Draadje
, ’t welk ’er als de Navclftreng van uitmaakt.
Men ziet hier uit, hoe C l u s i u s heeft kunnen
zeggen, dat de Zaaden Draadjes hebben, terwyl
éigentlyk maar één Draadje tot dezelven be- II.
hoort, en de overigen tot het Spongieuze Vleefch, A f£EEU
’t welk dezelven bekleedt. Hoofd-
Het Kiempje, in dit Zaad vervat, wordt, alsSTUK*
hetzelve in den Grond geftoken is , aan de Kust ioo^ loe'1'
van Senegal , in de tyd van één Maand, een opfchie-
Scheut van een Voet hoog , gelyk dezelve in tins-
Fig. 2 , is afgebeeld. Hier ziet men, hoe dee* ‘s ‘ a'
ze Scheut een Knobbeligen Wortel heeft , die
van anderen aan het gantfche Gewas is toege-
fchreeven. Daar boven vertoonen zig de Zaad-
kwabben , die de eerfte Blaadjes uiimaaken ,
terwyl de volgende langwerpiger en getand z y n ,
doch enkeld, tot dat zy eindelyk twee- en drievoudig
worden , en by de verdere opgroeijing
eene Waaij er achtige figuur bekomen. In de eerfte
Zomer krygt de Boom aldaar by de v y f Voeten
hoogte , en één o f anderhalf Duijn dikte,
terwyl men hem in Vrankryk, fchoon opBroey-
Bedden en in Broeykasfen gezaaid, in de zelfde
ty d , tot niet meer dan een Voet hoogte en een
half Duim dikte heeft kunnen brengen. Deeze
Boom verliest zyn Bladen in November, neemt
in Juny nieuwen aan, bloeit in July, en brengt
zyne Vrugten tot rypheid in de Maanden Oktober
en November, zegt de Heer A d a n s o n .
Het komt my zonderling voor, dat dezelve in
die Gewesten meer dan het halve Jaar Bladerloos
zy.
De Leeftyd deezer Boomen zou z ig , zo de
gedagte Heer uit Waarneemingen meent te kunnen