a J eel 'VOrdt ’ onder den mam van Broofchc Wilg
XX. ‘ hadt de Bladen onge-Oord. Ik heb, met de
H oofd- Ondervindingen van R a y overeenkomftig, in
. « sL - mYne bmnenflandfche Kruidleezingen opgemerkt,
loom. 6 dat de' Bladen van deeze Wilgen fomtyds als
kleine Oortjes hebben, fomtyds hièè. Hy
geeft *er Bladen aan, fomtyds vier o f v y f
Duimen lang. en één o f anderhalf Duim breed*
Dé Heer H a L l e r befchryft deeze Soort, o f
Kever zyne Wilg met ge- Oorde Perfikbladën,
als volgt.
‘ M Het is een- höoge , rcgtftammige Boom ,
„ die de Takken groen en Vervolgens zwart-
j, achtig paarfch heeft en broofch : het Blad
„ zeer lang , naar dat der Pcrfikboomen gely-
3, kende , öp ’t breedfte een Duim, in langte
„ een half ; Voet haaiende , fcherp getand ,
V glanzig , wcderzyds glad , met twee kleine
J Oortjes aan het Steeltje. Deeze Soort groeit
„ aan de Oevers der Rivieren , by Bern , Ba-
, 3 fel en elders in Switzerlanch”
De broofchheid is in deeze Soort , in de
Noordelyke deëlen van Europa, zo groot dat
men met een Knip van den Vinger de Takjes
aan de -Jaarlykfe Leedjes kan afbreeken , zo
L iN N je us meldt. Men vindt deeze Broofche
Wilgen veel by Bloemen daal,, aan den Duinkant,
langs de Bleekeryën, zegt C o m m e -
l y n , ’t welk waar is; gelyk ze ook in Gelderland
aan de Slooten voorkomen, en elders in
onze Nederlanden, D e e z e , en de gemeene
Wit-j
Witte Wilg» maaken in dit Geflagt de groot- ÏI.
Doornen. k ' ' H o o ^ -’
/ , ■ XX.
Cp) Wilg met . gladde getemde, fmal Lancet-stuk.
vormige Bladen en neerhangende Tak- ï*. ’
. ' Soihe .
ken, . , > Babyloni-
F1 ca.
Aan deeze geef ik den naam van Orienfadl-fchè"1**1"
fche , om dat zy in dé Öollerfchc Laqdqn
voorkomt. Men wil dat zy de Garab derMoo-
ren en Garb der Arabieren z y , waar van Avi-
CEtJNA ipreekt. Zodanige zouden de. Wilgen
der Waterbeeken zyn , waar van men gew^g
gemaakt vindt in de Heilige Schrift' (*}. B a tril
i nu s noemtzè Arabiïche Wilg met Bladen
van de Melde, en inderdaad, volgpns R ad-
’w o l f , zyn.'de Bladen diep‘Tahdswyze inge-
fneeden, en zeer breed aan de Looten, die'in
st Voorjaar ui'tfchietcn, Hy rekent de .langte
als Oen Handpalm op dé ' breedte van' twee
Vingeren. Van deszelfs Hout zou een Salpeterachtig
Zout; gemaakt, worden, tot Buskruid
zeer bekwaam; doch volgens zync belchryving
blykt,
(9) Sahx Foü:s ferntis glabris linearl - Ianceolatis, Ramis
peaduüs. Her t/ ciiff. 4J4. roten Lugdbat. 84. Gros.
Oriënt. 307. 'Salix Orientalis Flagellis deorfum pulclire pen-
dentibus. Toubnf. Cer. 41. Saiix Arabica folio Atriplicis. C.
B- fin. 47;. Garb Arabum. Rauw, Uin. 183. Da u ;<:h,
App'. 4-\v ■ ! ' '■■■" •’
(* ) N tó . XXIII. V. 40. In Pfalm. CXXXVII. V: 2, wórdt
zelfs van Wilgen aan de Rivieren van Babylon gefproken; ’C
Welk den. bynaatn billykc,