11. „ kan koopen. Men gebruiktze tot verfnapex
ixU ’> rins : zy zyn lekker , doch maaken ligt een
H oofd ,, ransheid in de Maag , als men ’er te veel
stu k. j3 van eet< Vermogende Luiden perfen ’er een
), Olie uit, om in de Vasten te gebruiken, die,
„ verfch zynde,zeer wel fmaakt, doch fpoedig
, , rans wordt. De Doppen van deeze Nootjes
„ gebruiken veelen der Ingezetenen , om een
j, roode Kleur te geeven aan den Moutwyn.
3i Het Hout ruikt niet fterk en wordt van de
33 Witwerkers in Siberie verkoozen om zyne
3, zagtheid en dat het niet veel Harst bevat.” ,
Verfcheiderley naamen geeven de Tartaaren,
volgens den Heer A m m a n , aan deezen Boom,
waar uit blykt , dat hy ook gemeen is in de
middelfte deden van Afie. De Laplanders,zegt
h y , noemen hem Lygal} en de Nootjes in ’c
byzonder Nager : de Rusfen „ die in Siberie
woonen, Cedr , en de Nootjes Cedroui Oreek.
M i c h e l i u s heeft ’e r , onder den naam van
Pinajler , een byzonder Geflagt van gemaakt,,
dat hy , door de driekantige Naalden en der»
zclver getal, onderfcheidt. L i n k j e u s zegt,
dat de Siberifche Cederboom v y f rondachtige
Bladen , die aan de binnenzyde kantig en gekorven
zyn, voortbrengt.
Doktor S c op o e i befchryft (*) de Vrugt-
maakende deelen van deezen Pynboom, die,
zo hy aanmerkt, in de Alpen Cirmo genoemd
wordt, zeer naauwkeurig. „ De Mannel yke
„ Ke» ■ (*) Am , II. HifttrUo - Ntturalis, p, 6$,
. Kegels twee by elkander, een half Duim lang, ??♦
„ rood, komen onder den oirfprong der nieuwe XIX>
, Bladen voort, en beftaan uit gekielde Schub-Hoofd-
„ ben, die ovaal zyn, en tweehokkige gefted -^^ *
3, de Meelknppjes. De Vrouwelyke Kegels p^nhom-,;
a, o f Appelen , ook ovaal, beftaan uit halfron-
„ de Schubben, met een bruine punt gefpitst,
, , rimpelig , bleek Yzergraauw, aan de binnen-
„ zyde met twee hokjes , die ieder een bruin
„ Nootje bevatten, dat Wigachtig is, met twee
,, hoeken tegenover elkander , en waarin eene
,, eetbaare , Olieachtige 3 witte Pit , met een
„ roodachtig Velletje bekleed” . De Bast van
deezen Boom , zegt h y , is effen : de Bladen
komen drie, vier of v y f , uit een zelfde Scheede
voort.4 zy zyn driekantig, met de kanten neder-
waards geftreeken ruuw: de eene vlakte glanzig
en groen, de andere witachtiger en niet groen
hebbende.
Eene Verfcheidenheid, door den HeerGMiLiN
afgebeeld, die de Appelen kleiner heeft, is beoo-
ften de Rivier Jeniscea , tot aan de Grenzen
van China toe, en zelfs in Kamtfchatka, zeer
gemeen. Deeze komt zelden op laage plaatfen
o f aan de Oevers der Rivieren, maar meeat in
de Gebergten en aan de kanten van Beekjes
voor , leggende aldaar met de Takken langs
den Grond. Evenwel vindt menze nog wel
overend ftaande aan den Voet der Bergen , en
dan ongevaar eehs Mans langte hoog, met den
B b Stam
11« deel. i i è Stuk,