Afdeel
XX.
H oofdstuk.
ÏVilgetoom.
vonaen. In Siberie groeitze te overvloediger,
zynde ook door geheel Rusland bekend , zo
de Heer G m e l i n aanmerkt, die ’er zelfs
de Afbeelding van geeft,- op den gezegden
mam : doch de Bladen daar van komen weinig
overeen met Amandel- Perfik- o f Laurierbladen.
Hy noemt ook de Bladen ovaal o f Lancetswys’
ovaal , ’t welk op geene der gemelden past.
Het wierdt aldaar een Boom, van twee Vademen
hoog, met den Stam zo dik als eensMen-
fchen Been. In Sweeden wordt deeze Soort
Jolfter, en in Dalekarlie Halfter genoemd, zegt
L i n n ^ us. In Lapland was het een. Hecfter
met dunne rosachtige Ryzen regt ópschietende.
In ’t Werk van J. B a u h i n ü s vind ik
de uit hem aangehaalde Soort aldus befchree-
ven.
» Deeze van zelf groexjehde Wilg heeft de
» Schors z war tachtig rood , zelden wit, gewel-
>» dig lamentrekkende met eenige bitterheid
„ D e Bladen zyn langwerpig, middelmaatig
a, breed, gefpitst, Sproetig, van boven zo weI
„ als -van onderen groen en glad, met twee ge-
„ tande Oortjes tegen het korte Bladfteeitje
„ aan. Deeze Bladen hebben een fterker fa-
„ mentrekkende , doch minder bittere Smaak,
„ dan die van de Geele Wilg. De dunne Rys-
aa jes laaten zig naauwlyks buigen, ten zy men
„ ze draai je ; de dikkere breeken. Een won-
aa derlyke Speeling heeft in deeze Soort plaats;
» zynde de Bladen fomtyds ge-oord, fomtyds
})
- ongeoord : de Schors in fommigen w it,
„ anderen paarfchachtig.” xx.
Onze Ridder heeft in Sweeden waargeno-H oofd*
men, „ dat de Bladen van deeze Soort, door5 T™* ^
, ver-ouding, geeler worden dan die der ove- bim[ gl
„ rigen; zweetendede Tandjes aan de punten
„ een geele Lym uit; weshalve z y , verfch tus-
„ fchen wit Papier famengedrukt, zo veele
„ geele Stippen overlaaten , als zy Tandjes
„ hebben. De Bloemen beftaan uit v y f Meel-
„ draadjes en derhalve zyn de Katten zeer geel
„ en digt. Het is een Boom” .
(4) Wilg met gladde , getande, Lancetswyze
Bladen , w r Tandjes gegolfd zyn. Phyiidfo-
Ua.
In de Velden van Wester - Bothnie en de buJge.e>
Bosfchen van Lapland groeit deeze Soort, die
de Bladen aan de kanten op een zonderlinge
manier Golfswyz’ gekarteld h e e ft, gelyk in de
befchryving der Laplandfche Planten afgebeeld
is (*). Eene verfcheidenhcid komt daar onder
voor , die de Bladen meer langwerpig ovaal
dan Lancetswys heeft en dus meer met de LigUSr
(4) Salix Folirs fekatis glabris lanceotetis, crenis undatïs.
JFl. Lapp. 3 ji. T. S. f. d. Fl. Suec. 793, tta. Salix
I'öliis létratis glabris oblongo - ovatis. Fl. Lapp. 350. T . S.
f.
(*) Die de Alattrmides Africana Lauri ftrrat*. f»Ut , van
C omm. pr&lui. kent, heeft een naauwkeurig denkbeeld van
deeze Bladen.
II. deel. u i , Stuk,