II.
A fdeel.
xix.
H oofdstuk
»
van Speciofa, wegens haare Sierlykheid. B r o w -
NE, die dezelve op Jamaika vondt, hadt ’et*
den naam van Boomachtige Halejia , met rond-
achtigejVan onderen verzilverde Bladen,aan gegeven.
O s b e c k nam ze op Java waar, als
een Takkige Boom, met welriekende Bloemen»
Dezelve heeft de geftalte van de Hernandia ,
zegt LiNNiEus , en zeer groote. ovaale o f
Spatelvormige Bladen , die gefteeld zyn en geheel
effenrandig. De Bloemfteeltjes hebben
dubbelde Pluimen van Mannetjes Bloemen, die
Trechterachtig z yn, met zeven Meeldraadjes,
en de Vrouwelyken zyn byna van de zelfde figuur
, doch, hebben een Draadachtigen Styl.
De Vrugt is rondachtig, uit zes groote Houtige
Zaaden famengefteld.
Q u e r c ü s* Eikeboom.
Dit Geflagt en eenige volgende behooren
tot den Rang der Veelmannigen. Voorts zyn
de Kenmerken , dat de Mannetjes - Bloemen
een byna vyffneedige Kelk hebben en van v y f
tot tien Meeldraadjes : de Wyfjes - Bloemen
een eenbladige , onverdeelde , ruuwe Kelk en
van twee tot v y f Srylen. 3 Het Zaad is een
Eikel. -
; Het bevat veertien Soorten , onder welken
de volgende de eerfte i s : naamelyk
(i) Ei-
(1) Eikeboom met Lancetswyze , effenrandi- II.
ge, gladde Bladen.
Hoofd.
Onder deeze bepaalingen is door den Heer* tu k.
G r o n o v i u s voorgefteld , de Eik o f liever I.
Groen - Eik van Maryland, met een lang, fmal, p Biü7.U$
Wilgen - Blad , van R a y , dat is de Eik metb]S en'
Vlas- o f Wilgen-Bladen van B a n i s t e r ,
waar van de Bladen, volgens de Waarneeming
van C l a y t o n , in een zagte Winter dikwils
niet afvallen. Hier toe wordt in de eerfte plaats
betrokken , de Eik met Wilgen - Bladeren van
C a t e s b y , die week van Hout is , eu in Vir-
ginie de Bladen vallen Iaat, doch in Karolina
dikwils behoudt: in de tweede plaats, de alcyd
groene Eik met fmalle Bladeren van dien zelfden
Autheur. Deeze heeft zeer hard en taay
doch tevens grofdraadig Hout : het wordt een
zeer hooge Boom , maar krom van Stam, aan
de Zoute Moerasfen. Op hooge plaatfen groeit
hy regt. De Eikels ftrckken tot Voedzel aan
de Indiaanen. In de derde plaats komt hier in
aanmerking de Laage Eik, met korte Wilgen-
Bladeren, die gemeenlyk een laage Boom b ly ft,
groei-
( 0 Qaercus Foliis lanceolatis integerrimis glabris. Syst.
Nat. XII. Gen. 1070. p. 629. Neg. XIII. p. 71S. five
Ilex Marilandica Folio Iongo angufto Salicis. R ij. Pendr. t.
C atesb. Car. I. T. p. 16. Q. lempervirens Foliis ob-
l«?ngis non finuatis. C a t. Car. I. T. p. 17. y. Quercus
bumilis Salicis Folio, bieviore. CAT. Car. J. t . p. zz. SE-
LIQM. Nog. I. Band. PI. 32, 34 & 44.
T 3