70
II. ( 1 ) Magnolia met Lancetswyze aariblyvende.
AVxm L‘ Bladen.
H oofdstu
k . De Bloem van deeze Soort is de allergroot-
*• fte onder al het Geboomte , zo de Heer Lm-
graniflo- n ^eus aanmerkt. Een keurlyke Afbeelding van
Grootbioe-dit -Saai je Gewas vindt men in ’t gezegde Werk
ruige. van E h r e t door T r ew , waar uit blykt ,
dat de Bladen van onderen geelachtig'ros zyn.
Men geeft ’er , in zekere Verzameling van En-
gelfche gekleurde Plaaten, Laurierkers - Bladen
aan. Het is een ongemeen groote ,, Roosachtige
, witte Bloem , welke hetzelve verfiert;
hebbende , volgens de Afbeelding , meer dan
een Span o f by de tien Duimen middellyn r
met Bloembladen van byna een half Voet lang
en een Hand breed. Het groeit in Florida
en Karolina.
n (2) Magnolia met langwerpig Eyronde van,
Magnolia. onderen blaauwachtige Bladen.
glaaca. t v , ,
Blaauwblu-
V; • >
f i ) Magnolia Foliis lanceolatis petennantibus. Syst. Nat.
XII. Gen. 69o. p. 373. Magn. Fol. lanceolatis perfiffcentibus
&c. Mil l . B iB . T. 172. Magn. altisfima Flore ingenti can-
dido. CATF.sb. Car. II. p. 61. T. 61. M. maximo flore.
Trew. Ehret. T. 33. Magn. altisfiraa Lautocerafi folio t
Flore ingenti candido. Amcen. Angl, T. 14.
(z) Magnolia Foliis ovato - oblongis , fubtus glaucis. Syst%
Nat. XII. Magn. Foliis ovato - lanceolatis, Hort. Cliff. 222.
GroN. Virg. 61. Kalm. Ie. II. p, 324.. Magn. Lauri folio
fubtus albicante. Dil l * Elth. 207. T. 168. f. 20$. Catesb.
Car, I. T. 39. SELIGM. Neg. I. B. Fl. Trew. Ehret. Tl. 9.
Dat fommigen deeze Bladen van onderen ■ P »
blaauwachtig, anderen witachtig noemen, wordt A X1II.
opgehelderd door de omfchryving van P l u -Hoofd*
k e n e t i u s , die het een Virginifchen Tulpen-STVK*
boom tytelt, met Laurierbladen, welke aandeag-
terzyde gekleurd zyn met een blaauwen waafem,
Pynappeltjes en Besfen draagende. By Ray
vindt men het Tulpdraagende Laurierboom
met gekelkte Besfen geheten , met Bladen die
van onderen uit den Afchgraauwen o f Zilver-
kleurigen purperachtig zyn. De Heer K a lm
z e g t , dat men dit Gewas, in Penfylvanie en
Nieuw. Jerfey , Op veele plaatfen , in fchraa-
le Moerasfige Velden aantreft. De Europeaa-
nen noemert het aldaar de Beverboom, om dat
de Bevers naar de Schors zeer gretig zyh :
doch fommige Engelfchen noemden hem ook
Swamp - Sasfaphras, anderen de Witte Laurier.
Men vindt, zegt h y , deezen Boom ook veel
Noordelyker dan Penfylvanie, alwaar die tegen
’t end van Mey begint te bloeijen. Behalve
het ongemeene fieraad , dat dezelve diestyds
aan de Bosfchen g e e ft, zyn de Bloemen van
eenen zeer aangenaamen en zo fterken Reuk ,
dat men de nabyheid deezer Boomen , op een
half Kwartier gaans , dikwils gewaar wordt;
ïn-
Tulipifera Virginiana , LaurinisFoliis,avérfa parterore coeruleo
tinctis, Coni - baccrfeta. PuiK. Alm. 379. T. 68» f. 4. Lau-
rus, Tulipifera, Eaccis calycuhtis. RAJ. Hift. 1690 & 179J,
N . 4.
E' 4
1