120 T v V Ë Ë M A G f ICE B oÓ M Ë N .
H
11. G Si Ë L ï N A.
A fdeél»
xiv.
Hoofi). De Geflagtnaam ftrekt tot: vereeririg van deö
stuk. beroemden Heer G m e l i n , Hoogleeraar te
Petersburg , door wien uit liefde voor de Na-
tuurlyke Hiftorie , in het veeljaarig doorkruizen
der afgelegenfte deelefi van Sfberie, geen
moeite is ontzien, om de Kruidkunde met een
groot getal van onbekende Plantgewasfen te
verryken , welken hy ten deële reeds aan ’t
licht gegeVeft heeft.
De Kenmerken Zyn , een byna Viertandige
Kelk, de Bloem in vieren gedeeld, Klokvor-
mig: twee Meelknopjes dubbeld, twee' enkeld:
de Vrugt Pruimachtig met eenen' twëehuizigen
Steen. •
Maar ééne Soort was hier van door L i n-
naéus opgegeven, maar de Heer N. L . B dr-
m a n n u s heeft ’er twee anderen bygevoegd,
zo dat ik thans drie Soorten van dit Geflagt
befchryve.
ÜÉI
I.
Gmelina
Afiatica.
Ö ostin di-
fche.
( i ) Gmehna met gepaarde Doörens, watefpäs
geßrekt.
Tot
(l) Gmetlria Spinls öppöfitis liorizöntal’ibiis. BüRM. Pi.
Ind. ui. Gmelina. Syst. Hat. XII. Gen. 753. p. 417. Flor.
Zeyl. 230. Michelia fpinola Fioribus luteis. Ammt. A3. Fe-
trop. VIII. p. 218. T. 18. Prunus Indica fylveftris Frufta
flava Pyriformi. EullM. Zeyl. 197. Lycium Maderaspatanum
&c. Pluk. Alm. 23+. Jambofit fylveftris parvifölia, RÜMFJ&
Ami. I. p. 125, T. 40.
■ J.i
T■ *-oVJt** deeze Soort was door onzen Ridder AifnIIp.pr.
t’huis gebragt, de Demaiha van Ceylon, wel- XIV
ke door den Hoogleeraar J. Bu r m a n n u s Hoofd-
genoemd werdt Indifche Wilde Pruimboom ,STUK*
met eene geele Peer-gelykende Vrugt, welke
de Trosdraagende was van R a y , aan de Kust
van Malabar Tani} in ’t Nederduitfch Heilpee-
ren genaamd, om dat derzelver Pitten bekwaam
waren tot geneezing van zekere Landziekte.
Het is een groote Boom,met een dikken Stam,
wiens Vrugten naar groote Peerachtige Pruimen
gelyken, hebbende een roode Schil, het
Vleefeh groen en Sappig , maar fmaakeloos.
Thans wordt hier toe de Wilde kleinbladige
Jamboes - Boom, van R u m p h i u s , t’huis gebragt
, welke ook een hooge Boom is , met
ronde Takken, de Bladen gepaard', gefteeld ,
Eyvormig, van onderen Wollig hebbende,
dikwils met een fpits Kwabbetje aan ieder zyde.
Aan de Oxels der Bladen komen Doornen voort,
tegenover elkander , horizontaal , aan de Punt
ruig, van langte als de Bladfteefen. De Bloemen,
die op Steeltjes ftaan, groei jen aan ’c end
der dunne Takjes. ' Dezelven zyn gevuld met
hoogroode Meeldraadjes , gelyk alle bloeijende
jamboezen , hebbende blaauwachtige Knopjes.
De Vrugt is een kleine Jamboes, mede Rooze-
rood. Het Hout wordt tot den Huisbouw, o f
ook tot het maaken van Vaartuigen, gebruikt.