II.
A f d ü EL
leen , door middel van een Steeltje, gemeen-
fchap met het onderfte en dus waarfchynlyk
met het Mergachtige des Booms: terwyl oog-
fchynlyk de buitenfte Bast o f Schors het Bloem-
bekleedzel, en de binnenfte Bast de Bloemblaadjes
xiii.
Hoofd*
stu k .
Kruidna-
V 1' Boom.
De Moer-
uagelen.
formeert, komende , dus, al het overige
der Vrugtmaaking uit het Houtige, Vaa-
tige en Mergachtige van den Steel, Takken
en Stam vo o rt, gelyk in de .algemeene be-
fchouwing van de Eigenfchappen der Planten
is voorgedragen (*). . Het Honigbakje kroont
het Zaadbeginzel, en de gezegde Hoorntjes
behooren tot de Kelk o f ’t Vrugtbeginzel (Ger-
meri) , kroonende naderhand de Vrugt (Peri-
carpium) welke het Zaad bevat ( f ) . Hier is
’t immers waar , gelyk T o u r n e f o r t zo
dikwils gezegd heeft, Calyx dbit in Fruëtum.
Het eene blykt uit de Afbeelding van een
Bloem, uit R c m p h i u s by Letter C , den
Stempel niet enkeld, maar als een Kruisje voorftel
(*) zie het I. Deels I. Stuk van deeze Natuurlyfc
Hijlorie, bladz. 77 , 78.
( t ) De Heer LlNNTEUS zegt, in Philofophia Botanica, p.
93 , Germen est Ovarium , quum contineat Seminum rudimenta ;
en Iaat ’er onmiddelyk op volgen, Pericarpium est Ovarium
ftxcundatum. De Kruidnagelen zyn dan weezentlyk het Ovarium,
dat vervolgens het Pericarpium wordende , van zyn
Ed. (in Gen. Plantarum) gezegd wordt, met de famenlai-
kende Hoorntjes van het Germen gekroond te zyn; terwyl de
vier Hoorntjes , welke zyn Ed. bedoelt , tot de Calyx of
het uitwendige van den K ru id na g e l, dat is tQt het Germen ,of
Vtugtbeginzel, behooren.
P O L Y A N D R I A. 5 3
lende; het andere uit die van de zogenaamde
Moernagelsn, welke de Vrugten van den Kruid- xm
nagel-Boom z y n , by Letter D. Ik heb ’er Hoofd-
zodanig één, uit myn Simplicie- Kas, gedroogd
doen afbeelden, komende nagenoeg, en, wat h e t^ ^ ’^
daar in begreepen Zaad E aangaat, volmaakt
met de Afbeelding vanRüMPHi u s overeen.
Deeze Autheur merkt aan , dat wanneer de
Nagelen, in die ftaat gelyk zy aan ons Takje
voorkomen, nog twee of drie Weeken aan den
Boom biyven , dezelven alsdan langs hoe meer
uitzwellen, terwyl het Kroontje zig meer en
meer famen trekt , tot dat zy eindelyk wel een
Lid van een Duim lang en zeer dikbuikig
worden , bevattende onder een dunne Schil een
Zaad als een Koffyboon, ’t welk door een bog-
tige Streep, als ’t ware, in tweeën is verdeeld.
Dit zyn de Anthophylli der Geneeskundigen ,
die maar weinige Speceryachtigheid bezitten,
vallende het volgende Jaar van zelf van den
Boom. Men kanze ook, ryp zynde, afplukken,
. en dan worden zy wel in Suiker ingelegd, cm
op Zee tegen een kwaade Maag en ’t Scheurbuik
te gebruiken. By de Javaanen en Chinee-
zen maakt men ’er gebruik van tot Tovermiddelen.
S a l m a s i u s oordeelt met reden,
dat men deeze Moernagelen-veeleer Caryophyl-
E , en de regte Kruidnagelen Anthophylli, als
nog in ’t bloeijen ftaande wanneer zy geplukt
worden , behoorde te noemen. Doch de gewoonte
moet ons hier , gelyk altoos, de wet
D 3 fteh