iv . hier die met gefnipperde Bladen van B a réeltek,
Afdeel. a]s 00k h e tEgyptifcheMarum van Veslingjus
Hoofd- t’huis gebragt. De Onderlip der Bloem maakt
stuk* van vooren een Zakje. Het Kruid groeit in II-
lyrie, Afrika en Griekenland, zegt de Ridder.
xxxi. (31) Salie met Lier achtig gevinde Bladen.
Salvia
^ G e v in d e . Orientaalfche Salie, die zeer ruig en Iy-
merig is , met gevinde Bladen, de Bloem en
Kelk paarfch hebbende , zonder Reuk , van
B oerhaave, maaktdeeze Soort Uit. Z y heeft
de Steng Haain'g ,* de Bladen gevind, uitgeknaagd,
doch de bovenden minder gevind. De
Kelk is Eyrond, ftekclig, opgeblazen met den
Mond famengedrukt, ftomp en ongetand; de
Bloem niet Sikkel vormig, klein en paarfch.
D e Groeiplaats is in de Levant en Arabië.
xxvm. (28) Salie met langwerpige , TandsWys’ ge-
v e r a ü v e r * . hoekte, Wollige Bladen, de bovenfie Kramde.
* jes onvrugtbaar; met holronde Blikjes.
Hier komt zo wel de Sicïliaanfche, met rondachtige
Verzilverde Bladen, van Boerhaave, t’huis, als de Kandiafche, geheel Zilverachtige
. Wol-
( 3 1 ) Salvia Fol. Lyrato-pinnatis. Salv. Fol. eompofito-
pinnatis. H. Cliff. 13 R- Lugdb. 309. Salv. Oriënt. latifolin
hirfutisfima & c . Bo e r h . Lugdb. I. p. 1 5 7 . T . 157. Horrn.
Arab. Pluk. Alm. T. 194. f . e .
(z%) Salvia. F o l . o b lo n g i s , d e n t a t o - a n g u la t is & c . S c ïa re a
f ic u ta &c. Boerh. Lugdb. I, p . 163, ^ E thiopië to c a A r g e n t e a
C r e t i c a la n . C u p , Cath, >
Wollige aEthiopis van C ü p a n u s . \ Is een IV.
middelflag tusfehen de Sclarea en iEthiopis, zo A f d e e w
dp Ridder aanmerkt; hebbende de Bladen zeer H o o f d .
Wollig; de enden der Aairen als gedoomd, d eST^K.
Bloempjes wit met eene paarfchachtig juige
Helm en geelachtige L ip ; den Styl langer dan
de Bloem.
(38) Salie met Vindeélige gerimpelde Haairige xxxvnr.
Bladen, de Steng zeer Takkig gepluimd. cftau*
Door A rduinüs is deeze, die op Sicilië enruwrabiaj*
Egypte groeit, in Afbeelding gebragt, zyndeacht‘ÊC*
een middelflag tusfehen de Heimelyke en Hoorn*
bladige, voorgemeld.
C3 7) Salie met Lierachtig geoorde Bladen, de Xxxvit.
Steng byna Bladerloos, den Helm van ^^kaoïfe
Bloem ten halve tweedeelig.
In de Oofterfche Landen is deeze waargenomen
door Forskaohl. In de Upfalfche Tuin
bloeide de Steng in 5t tweede Jaar, anderhalf
Voet hoog. De Kransjes droegen wederzyds
van drie tot v y f kort gefteelde Bloemen, blaauw
van Kleur, driemaal zo groot als de K e lk , die
belprengd was met Lymerige Haairtjes. De ge*
ftalte was als die van de volgende Soort,
(32)
(3 Sl Salvia Fol. rpinnatifidis rug.oCs villofis, Caule Paniaj-
lao ramofisfimo. Mant. ze. salvia. Arduin. Sutt, 11, p, iz.
T. z.
(37) Salvia Fol. Lyrato-auriculatis, Caulc fttbaphyllp.
Mant. ze.
M