IV. Maar ééne Soort ( i ) is tot nog toe bekend
Afdeel. van ^ Gewas # \ welk volgens L i n n a d s
Hoofd- in Perfie, by de Hoofdftad I spaham , zyne
«tuk* Groeiplaats heeft. Door den vermaarden T our-
Morina nefort , op zyn Levantfchen Reistogt , by
Tetiïaaa- Erzeron , de Hoofdftad van Armenie, eerst
fche. ontdekt zynde , werdt het van hem naar den
Heer Morin , Lid van de Akademie der Wee-
tenfchappen van Parys, by de plaats der Ont-
dekkinge Morina genoemd, en, dat zonderling
was , het kwam vervolgens alleenlyk uit het
medegcbragte Zaad o p , in de Tuin van deezen
Heer; zynde, uit het aldaar gewonnen Zaad,
ook in andere Tuinen van Europa voortgeteeld.
Die Kruidkenner befchreef het nader, met
de benaaming van Orientaalfclie Morina, die
de Bladen heeft van Carlina. Inderdaad, het
Gewas vertoont zig byna als dat van die Dis-
telen , welke in de laage Weidlanden zo gemeen
en een plaag der Boeren zyn door hunne
voortkruipende Wortelen , gemeenlyk Stekels
genaamd. Het heeft de Steng twee o f drie
Voeten hoog , regtopfchietende en in ’t kruis
bezet met zodanige Bladen , die groen zyn ,
met geele Doornen. Uit derzelver Oxelen komen
de Bloemen v o o r t , die zeer Pypachtig,
anderhalf Duim lang en aan den Mond in twee
L ip .
(x) Morina. Syst. Nat, XII. Gen. 41. p. <7. Neg. XIIJ,
p. 67. H. Cliff. 14. R. Lugdl, 236, Morina Orientalit Cas*
Ua* folio. Toubnf. Ctr. 4«. p. 120,
t> I A » Ö * I A.
Lippen verdeeld z y n , de bovenfte t w r e - d e ^ l V ^
onderftë driedeelig. Twee Meeldraadjes, die n.
den Styl verzeilen , fteeken buiten de Bloem Hoofd
uit, Z y heeft een eigen Kelk, die dus eigent- Mc^
lyk Perianthium genoemd wordt , zittende o p »u ,
het Vrugtbeginzel, dat in een byzondere Kelk
vervat i s , welke twee Draadachtige punten
heeft. Het Zaad is Eyrondachtig. De Bloemen
hebben den Reuk van Kamperfolie en
zyn, aan de zelfde Steng, witachtig o f paarfch
van Kleur.
G l ó s n a.
Deeze naam , die volftrekt Oostindifch is ,
wordt volgens R u m p h i d s aan zekere Planten
gegeven , wier gedaante overeenkomt met dë
Galanga’s en dergelyken , doch die geen de
minfte Kruiderige hoedanigheid o f aangenaamen
Geur hebben. Z y zullen , wegens de twee
Meeldraadjes, hier t’huis gebragt zyn door den
Ridder, in dit nieuwe Geflagt, welks Kenmerken,
in ’t byzonder,' zyn Ed. dus opgeeft.
Een Bloem die in drie deelen gelyk is ge-
fneeden : een driedeelige Kelk boven het Vrugtbeginzel,
dat een driehokkig Zaadhuisje wordt,
met veele Zaaden.
Drie Soorten, altemaal Oostindifche Gewas«
£en, komen ’er in voor, als volgt.
M 3 ( 1 )
W,t Desu Vil» Stuk*