'A*mk. Deeze VirS'nifcbe is benoemd ter eere van
__ v- den Heer Ci-AYTON^döorwien de Kruidkun-
Hoofd. de verrykt werdt met de kennis van zo veele
Eenwy- vooren onbekende Gewasfen uit die ,Land-
*%'• Kreek en met de opheldering van anderen. Z y
gaf dus aanleiding tot den Geflagtnaam. ’t Is een
onnozel Plantje, welks Stengetje , naauwlyks
een halve Handbreed hoog , uitloopt in een
T ro s je , van ze s , agt o f tien Bloemen, die ieder
een Steeltje hebben. D e Kleur derzelven is
w i t , met roode Streepjes van binnen. Het Stengetje
legt op den Grond, en verbergt zig , als
de Bloemen afgevallen zyD, met de Zaadhuisjes
onder de Aarde. Het heeft een knobbeligen
Wortel en draagt doorgaans maar twee Bladen,
die fmal, glad en Vleezig z y n : het eene by den
W o r te l, het andere onder aan de Bloemtros ,
welke naar die van de Veld-Ajüiu gelykt,
Clay tenia (*) Claytónia met Eyronde Bladen.
Sihirica
Sibenfche. De Heer L j N N & v s kreeg dit Kruid van Ps-
tersburg , alwaar men het uit Siberie bekomen
hadt. Het bloeide in de Upfalfche Tuin , en
werdt door zyn Ed. niet alleen in Afbeelding
gebragt, maar ook omftandig befchreeven. De
Wortelbladen zyn geiteeld, Eyrond en zeer glad.
Het heeft twee Stengen , die naar den Grond hellen,
(2) Claytónia Fol. ovatis. //. Ups. Sz. Limnia. AU. Sm
p. i$p. f.
Jen, en deeze hebben twee dergelyke Bladen,
ongefteeld , doch ook Kerk geribd als die van Afdeel^
Weegbree , by elkander, onder de Bloemtros.fj0o^ro
De Bloemen zyn zeer lang gefteeld en hebben stuk.
dit byzonders, dat zy over dag, en by mooy Monogy~
W e e r , opgeregt liaan, maar, by Onweer en te-"w*
gen den Avond, gaan nederhangen. Dit niet alleen
, maar de Bloemfteel regt zig niet o p , voor
dat de Bloem ontluikt: zo dra die verflenst is ,
buigt hy zig neer, en verheft zig wederom, by
de rypwording van het Zaad. De Kleur der
Bloemen is rood.
(3) Claytónia met [een Boomachtige opjlaande c, m *.
Steng. Portulaea.
ria,
De Ridder hadt bevoorens dit Gewas onder KaaPfeke»
de Crasfulaas geplaatst, met deezen zelfden by-
naam, om dat het van D i l l e n i ü s Crasfula,
die Boomachtig i s , in de gedaante van Porfe-
lein, genoemd was. Men vondt ’er, in de EI-
thamfche Tuin , die een Stam hadden van een
Arm dik , groeijende één o f twee Ellen hoog;
doch niettemin hadden zy ’er nooit willen bloeï-
jen , zo min als in Sweedenj des L i n n j e d s
eindelyk eerft, na dat het in een Tuin te Ve-
netie gebloeid hadt, de Kenmerken van den Heer
T ür-
(3) Claytónia Caule Atboreo crefto. Mant. 211. Crasfula
Pormlacaria. Sp. Plant. II. p. 406. Anacampferos Caule Arbo-
*eo, &c. H. Cliff. 207. Ups. 147. Crasfula Porrulac* facie Ar-
borescens. D m , Elth. 120. T. ioi. f. 120,
X x 4