S52 VlERMANNIGE K r ü IDENJ
IV. den rondachtig en gekarteld, de bovenften in.
A fdeel. fneedig Vinswyze verdeeld; met eenen Houd.'
Hoofd* gen Vezeligen Wortel.
•TUK.
xxin. (23) Schurftkruid met vyfdeelige Blommetjes:
Scabuji» A 1)1 a t . ° J 5
CretiiM. Bladen JLancetvormig , byna effenr&n-
Kandwfch. dig . g £eng Heefter achtig.
Op ’t Eiland Kandia , in de Middellandfche
Ze e , en de nabuurigen , groeit volgens den
Ridder deeze Soort, die Heef ter achtige Aftero•
cephalus , met Violetten Bladen, door V a i l*
i A N T , getyteld wordt. T o u r g e f o k t hadü
*er de Bladen van Auriculaas aan gegeven. Hier
wordt het Gcfternde Schurftkruid met onverdeelde
Bladen, van B a u h i n u s , door Mo.
b i s o n afgebeeld, ook t’huis gebragt. Het
fchynen nogthans wel verfchillende Soorten te
z y n , volgens ’t gene ik befluit uit twee zoda*
m'ge Gewasfen, die zig in de Hortus Medicus
alhier bevinden, beiden Heefterachtig. De ee-
ne heeft de Bladen byna als die der Violetten
en komt ’er in Gewas ook taamelyk mede overeen.
De andere heeft de Bladen veel fmaller
en byna Liniaal: de Bloemen zyn zeer lang
geftecld, en maaken wel een fierlyke vertooniDg,
f*3) Seaiiofa Coroll. quinquefidis &c. H. Cliff, j i . R.
Lugib. igj». N. 8. Scab. flellata , Folio non disfe&o, C* B.
Fin. V u Moais. Hifi, III. S. 6. T. m f. ai. scbioft
Cret. Frut. Auriculx Urfi folio. Touhkf. Ctr. 34. Aftero-
ceph. Fiutescen, Leucoiji folio. VAill. A S , 1711. p, 2+7,
T e t R A N D r i a : * 5 3
ning, door haare breede Straalblommetjes; IV.
doch de Kelk is veel korter dan de Bloem en aedrhi*
geeft daar aan dus die Gefternde figuur niet, Hoofd-
zo blykbaar in de Afbeelding der Scabitfa pe-STÜK‘ *
regrina by L ob e l , welke C. B a u h i n ü sJH™'**''
op de Gefternde met onverdeelde Bladen heeft
aangehaald. De Bladen zyn in deeze beiden
geheel onverdeeld. Z y worden voor Kaapfche
gehouden.
(24) Schurftkruid met vyfdeïlige Straalende
Blommetjes, Liniaal-Lancetvormige effen- Gramini~\
randige Bladen en een Kruidige Steng.
dig.
D e e z e , die de Bladen als Gras en Zilver-
kleurig heeft, is door S ch eo ch z er in deSwit-
zerfche Alpen, by ’t Meir van L ocarno, waargenomen.
Z y valt ook hooger op in de Gebergten
van Trente en by de Yzermynen van
Stirie, volgens C a m e r a r i u s . Ook groeit zy
op den Somma-Berg by Vicenza volgens B ad-
h i n d s , die dit Kruid afbee ldt, ’t welk nu
hooger dan laager voorkomt, hebbende de Bloemen
blaauw , en fomtyds Vleefchkleurig : de
Bladen met een Zilverkleurig Dons, doch ook
wel glad. Z y gelyken zeer naar Gras-Blaadjea
en
(14) ScAitfa Coioll. qninquef. Radiantibus Sec. Am. Acad.
IV. p. 267. Scab. Argentea angustifolia, C . B. Pin, 270.
Frodr. p. T. 127. Scab. Graminea Argentea. J. B, Hiß. III.
p. 12. Aftcioceph. Argenteus Giatninifolius» VAILL. A S ,
»722. p. 24*. Hall. Helv. 669,
II, D,8Efc. VU, STUK.