IV. T o t deeze, iri Virginie waargenomen , wordt
A fdeel. jb'buis gebragt de Bermudifche Meekrappe, die
Hoofd- vierbladig en glad i s , met. breeder Bladen, bren-
stuk. gende twee zwartachtig paarfche Zaaden voort.
xxii. (22) Walftroo dat ruig is , met bykans zes
Crtlum, Liniaal-Lancetvormige Blaadjes en Houti-
Gnekich. Stengen.
Op de Eilanden van Griekenland namdeHeer
S ch r e b e r deeze waar, die bynaHeefterachtig
is,- met veele ruige Takken , hebbende de
Bloemftèeltjes' langer dan de Bladen, Haairach-
tig dun, met Kroontjes van weinige Blommetjes.
• '
x x m . (23) Walftroo met agtvoudige Lancetvormige
Kleefkruid* Bladen, die de Kielen ruuw en agterwaards
gedoomd, de Knietjes ruig hebben en {'te-
heiige Zaadhuisjes.
Hier wordt bedoeld het gewoone Kleefkruid,
dus genaamd, om dat het met zyn L oof als aan
de Kleederen en zelfs aan de Handen kleeft.
Hier- 12 13
(12) Galium hirtum, Fol. fublenis Lineari-Lanceolatis Scc,
Gallium montanum Creticum. A lp. Exot. icj. T. 166.
Apafine Grseca faxatilis incana tenuifolia. TOUBNF. Cor. 4.
(13) Galium Fol. oüonis Lanceolatis Carinis fcabris
Oed T)an. 49j . R. Lurdb. 4jj. Fl. Suec.Aparine Fol Lanceolatis
acuminatiii fcaberrimi*. Stz. H. Cliff. 8cc. 8cc. Hall»
tlelv. 459. Aparine vulgaris. C, B. Pin, 33+. Aparine, noa»
Fempt, 353. Lob. Jtni. *00,
Hierom heeft men het Philantropos geheten, en IV.
.wegens de rauwheid hebben hetfommigen Aspe-
rugo getyteld. De Engelfchen noemen het Clea- Hoofde
vers o f Goofe-Grasf, de Franfchen Gratteronoi3T0^*
Rieble. Het is aan de kanten der Wegen, inj£™'SÏ’
Heggen en allerley Bosfchagiën en Wildernis-
fen, door geheel Europa gemeen, maakendedie
dikwils als ondoordringbaar met zyn ftingerend
L o o f, dat zig verwart in allerley ruigte, Kruiden
en Takken. De gewoone naam .is Aparine
, en het wordt veel van jonge Ganzen, gegeten,
waar .van de gezegde Eng,elfche naam.
Men wil dat het, voor dit Gevogelte, een zeer
goed en gezond Voedzel zy.^ Door Destillatie
"gaven v y f Ponden van dit Kruid vier Ponden ,
vier Oneen en vier Drachmen W a te r , dat meest
zuurachtig en op ’t laatst zoutig was. Het over-
blyfzel leverde v y f Drachmen zuiver Loogzout
uit. Het uitgeperfte Sap, tot twee Oneen gedronken
, zou dienen tot afdryving van ’ t W a ter
in de Waterzugr. Men heeft het gedestilleerde
Water aangepreezen tegen Bórstkwaalen
o f ook tegen ’t Graveel. Uitwendig wordt het
Kruid, met Reuzel gewreeven, gezegd de Kliergezwellen,
daar het behoorlyk opgelegd wordt,
te doen verftaan (*_).
(24) Walftroo met gekranfte Liniaale Bladen. xxrv.
tweebloemige Steeltjes en ftekelige Vrugten. f
Aan
(*) GEOïTR. Mat. Mei, III. p.
t 3
IC z*
II. Dsel* v il stuk